Proto-Indo-Europees: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Aries3003 (overleg | bijdragen)
Regel 368:
* Tegenwoordig of [[imperfectief aspect]]: Een doorgaande of progressieve handeling, een handeling die een interne structuur van tijd heeft (ik ben aan het lopen).
* Aorist of [[perfect aspect|perfectief]] aspect: Een handeling zonder interne tijdstructuur, als momentane of gehele handeling beschouwd (ik liep).
* Perfect of [[Statief werkwoord|statief]] aspect: Een bepaalde staat van zijn, zonder kennis van enige actie die daarin voorkomt (ik heb gelopen - ik ben nu in een staat van gelopen hebbende).
 
Daarnaast had elk aspect vier [[Wijs|wijzen]], die aangaven hoe de spreker de handeling beschouwde:
Regel 374:
* [[Aantonende wijs]] (indicatief): wat werkelijk is, de 'gewone' wijs
* [[Aanvoegende wijs]] (conjunctief): wat (nog) niet werkelijk is, waaronder ook dingen in de toekomst
* [[Optatief|Wensende wijs]] (optatief): wat men graag zag gebeuren, wat men zou willen
* [[Gebiedende wijs]] (imperatief): opdrachten, wat men beveelt, wenst of (dringend) verzoekt
 
Ten slotte was er voor de tegenwoordige en aorist-aspecten nog voor elke wijs een onderscheid tussen de [[bedrijvende vorm]] en de [[Mediopassief|mediopassieve]] vorm. De bedrijvende vorm was de normale vorm, en de mediopassieve vorm werd gebruikt voor [[Overgankelijk werkwoord|overgankelijke werkwoorden]] wanneer er geen duidelijk [[lijdend voorwerp]] was, waarbij iets of iemand de handeling min of meer 'op zichzelf' uitvoerde. In de meeste latere talen is dit uiteindelijk een [[lijdende vorm]] geworden.
 
==== Vormstructuur ====