Slot Neuschwanstein: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Jean-Pierre Remy (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 84:
Vanaf 1884 kon de koning het kasteel bewonen al bracht hij er in totaal slechts 186 dagen door tot zijn dood.<ref>Ludwig Merkle, Ludwig II. und seine Schlösser. Stiebner, 2001, ISBN 978-3-8307-1024-0, p.68.</ref> . Het gebouw leek tijdens zijn verblijf bovendien nog altijd meer op een grote bouwwerf dan op een kasteel.
 
Het slot had vooral een verblijfsfunctie. Ondanks zijn grootte was het niet geschikt voor bestuursfuncties: buiten de privévertrekken van de koning en kamers voor het personeel was er geen geschikte plaats voor een hofhouding. Aan het verblijf van de koning was dan weer wel ontzettend veel aandacht geschonken. Zo was er een voor Lodewijk voorziene bewoonbare schouwburg, ter ere van het leven en het werk van Richard Wagner. DezeDie heeft het kasteel echter nooit bezocht.<ref>M. Petzet, A. Bunz, 1995, p.67.</ref>De bouw van een [[kemenade]] was bijvoorbeeld een directe verwijzing naar het tweede bedrijf van Lohengrin waar een van de taferelen zich in een dergelijke plaats afspeelt, maar had verder geen praktisch nut. In 1885 ontving Lodewijk II zijn moeder, de voormalige koningin [[Marie van Pruisen (1825-1889)|Marie]], in het slot ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag.
 
Lodewijk financierde zijn bouwprojecten uit eigen middelen en putte niet uit de staatskas.<ref>Rolf Linnenkamp, Die Schlösser und Projekte Ludwigs II., p.171.</ref> De bouwkosten voor het kasteel waren bij de dood van de koning opgelopen tot 6.180.047 Goudmark,<ref>M. Petzet, A. Bunz, 1995, p.65.</ref><ref>Een goudmark bevatte 0,358423 g fijn goud.</ref> waar oorspronkelijk op 3,2 miljoen goudmark was gerekend. Om de kosten te dekken ging Lodewijk meer en meer kredieten opnemen en in 1883 had hij al een schuld van zeven miljoen goudmark opgebouwd.<ref>Wilfried Blunt, 1990, p.111.</ref> In 1885 dreigden zijn schuldeisers met inbeslagname van zijn privégoederen.