Allersmaborg: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 8:
== Geschiedenis ==
=== Familie Allersma ===
De Allersmaborg ontstond vermoedelijk ergens tussen 1200<ref>Rond 1200 werden de eerste dijken aangelegd in het gebied. Daarvoor was de plek waarschijnlijk niet geschikt voor bewoning.</ref> en 1400 als een boerderij op een [[kwelderwal]] naast het Reitdiep, maar de precieze datering is onbekend. Tijdens een restauratie in de jaren 1970 werd een oude muur aangetroffen onder de fundering van een muur van [[Kloostermop|kloostermoppen]] (8.5 x 14 x 28,3 cm), die zo diep ging dat de restaurateurs op den duur besloten te stoppen met graven. Het oudste deel van het [[steenhuis]] dat voorafging aan de huidige borg is het achterhuis waarvan delen van de kelder nog dateren uit de 14e eeuw. In de loop der tijd groeide het huis uit tot een [[Heerd|edele heerd]]. De bewoner diende waarschijnlijk toezicht te houden op een [[zijl (toponiem)|zijl]] in de later dichtgeslibde [[Middagsterriet]] of Feerwerdertocht, een benedenloop van het watersysteem van het [[Eelderdiep|Eelder]]- en [[Peizerdiep]]. Rond 1400 werd ter vervanging van de Middagsterriet het [[Aduarderdiep]] gegraven en de [[Aduarderzijl]] aangelegd.<ref>{{Citeer web|url=https://www.groningerarchieven.nl/historie/gdw/6arbere-en-het-aduarderdiep/65-het-aduarderdiep-gegraven-c-1400|titel=Het Aduarderdiep gegraven (c. 1400)|auteur=Jan van den Broek|datum=2015|werk=Groningen en het Drentse water}}</ref>
 
De familie Allersma (vernoemd naar een man met de naam Allard) komt voor het eerst voor in 1489 toen ene Duirt Allersma werd genoemd als zijlrechter van het [[Aduarderzijlvest]]. Zijn nazaat Sirp Allersma werd genoemd tussen 1525 en 1552. Zijn grafsteen in de [[kerk van Ezinge]] vermeldt als overlijdensjaar 1553. Tot de heerd behoorden bij de [[boedelscheiding]] na zijn dood 222,5 [[Gras (oppervlaktemaat)|grazen]] land (ruim 110 hectare), waarmee het een zeer grote boerderij was voor die tijd. Zijn zonen Cornelis en Duurt Allersma verkregen de heerd. Cornelis trouwde met Meyt [[Froma]], maar overleed zonder kinderen na te laten in 1556, waarop Duurt Allersma de eigenaar en bewoner van de heerd werd. Hij trouwde met Abele to [[Nansum]], maar ook dit huwelijk bleef kinderloos. Zowel de Froma's als de to Nansum's waren adellijke geslachten. Omdat Duurt geen kinderen naliet, zou de borg uiteindelijk in handen komen van de niet-adellijke boerenfamilie Elema, waardoor de borg nooit in handen kwam van een adellijk geslacht en de eigenaren zich geen [[Jonker (persoon)|jonker]]s mochten noemen.<ref>Feenstra, H. (1988), ''Adel in de Ommelanden: hoofdelingen, jonkers en eigenerfders van de late middeleeuwen tot de negentiende eeuw''. p. 55.</ref> Ergens in de 16e eeuw liet een van de Allersma's het steenhuis uitbreiden met een nieuwe vleugel, waardoor het geheel een L-vorm kreeg.
 
De familie Allersma komt voor het eerst voor in 1489 toen ene Duirt Allersma werd genoemd als zijlrechter van het [[Aduarderzijlvest]]. Zijn nazaat Sirp Allersma werd genoemd tussen 1525 en 1552. Zijn grafsteen in de [[kerk van Ezinge]] vermeldt als overlijdensjaar 1553. Tot de heerd behoorden bij de [[boedelscheiding]] na zijn dood 222,5 [[Gras (oppervlaktemaat)|grazen]] land (ruim 110 hectare), waarmee het een zeer grote boerderij was voor die tijd. Zijn zonen Cornelis en Duurt Allersma verkregen de heerd. Cornelis trouwde met Meyt [[Froma]], maar overleed zonder kinderen na te laten in 1556, waarop Duurt Allersma de eigenaar en bewoner van de heerd werd. Hij trouwde met Abele to [[Nansum]], maar ook dit huwelijk bleef kinderloos. Zowel de Froma's als de to Nansum's waren adellijke geslachten. Omdat Duurt geen kinderen naliet, zou de borg uiteindelijk in handen komen van de niet-adellijke boerenfamilie Elema, waardoor de borg nooit in handen kwam van een adellijk geslacht en de eigenaren zich geen [[Jonker (persoon)|jonker]]s mochten noemen.<ref>Feenstra, H. (1988), ''Adel in de Ommelanden: hoofdelingen, jonkers en eigenerfders van de late middeleeuwen tot de negentiende eeuw''. p. 55.</ref>
=== Gijzeling van Anna Elema tijdens de Tachtigjarige Oorlog ===
Sirp's dochter Anna (Sirps) Allersma trouwde ondertussen in 1544 met Reneko (Waelckos) Elema van de [[Elemaheerd]] bij Uithuizen.<ref>De Elemaheerd stond op de plek van de huidige boerderij Bovenhuizen 6.</ref> Reneko was tijdens de [[Tachtigjarige Oorlog]] [[Staatsen|Staatsgezind]], wat ertoe leidde dat de Elemaheerd werd geconfisqueerd door de Spaansgezinde stadhouder [[George van Lalaing|Rennenberg]]. Reneko vluchtte daarop naar [[Wolthusen]] in [[Oost-Friesland]], terwijl Anna met haar zoon Sirp Elema (20) en dochter Tjalde Elema (18) vluchtte naar haar broer op de Allersmaborg. Waarschijnlijk omdat Reneko Elema in 1581 samen met [[Wigbolt van Ewsum]] een leidende rol speelde bij de kidnapping van de Spaansgezinde procureur [[Cornelis Kempis]] door de [[watergeuzen]] in Appingedam, liet Rennenberg hen echter in 1581 door Spaanse soldaten arresteren en gijzelde hen vervolgens gedurende vijf weken op 'het slot te Middelstum'<ref>Onduidelijk is of het hier gaat om [[Asingaborg (Middelstum)|Asinga]], [[Ewsum (borg)|Ewsum]] of [[Mentheda]].</ref> met de eis "dat Anna Ellema niet solde und konde lossgeven worden, voerdat M. Cornelis Kempis durch Elema gelaxiert und vrijgeven worde". Elema was hierdoor gedwongen om ervoor te zorgen dat Kempis werd vrijgelaten.<ref>{{Citeer web|url=http://www.delpher.nl/nl/kranten/view?identifier=ddd%3A010669514%3Ampeg21%3Aa0086|titel=Een weinig geschiedenis|werk=Nieuwsblad van het Noorden|datum=08-06-1922|paginas=p. 5}}</ref> Sirp Elema behoorde in 1581 net als zijn vader tot de 186 Ommelander edelen die Filips II als vorst afzwoeren. Hij zat in 1584 nogmaals korte tijd gevangen.
 
=== Familie Elema ===
Duurt Allersma liet bij zijn dood in 1588 geen mannelijke nakomelingen na, waarmee het geslacht Allersma uitstierf. Hij legateerde 50 grazen land van de Allersmaheerd aan zijn neef Sirp Elema, die in het jaar van zijn dood in [[Lutke Saaxum]] getrouwd was met weduwe Jantien Abels. Sirp verkreeg vervolgens ook de Allersmaheerd, maar onbekend is wanneer, al moet het vóór de [[reductie van Groningen|reductie]] van 1594 geweest zijn. Mogelijk was dit na de dood van zijn moeder in 1592. Hij woonde echter nog in 1598 in Lutke Saaxum. Onder het nieuwe Staatse bewind wist Sirp op te klimmen tot gedeputeerde van de Ommelanden. In 1605 was hij lid van de Provinciale Synode. In 1605 overleed zijn vrouw, waarop hij in 1606 terugkeerde naar de Allersmaheerd. In 1610 trad hij opnieuw in het huwelijk, namelijk met Hillegund Swalve uit Leeuwarden. Hij bezat toen de Allersmaheerd met 104 grazen en de eveneens onder Ezinge gelegen (en door een meier bewoonde) Hummersmaheerd met ongeveer 45 grazen en de Elemaheerd met 50 grazen. Swalve bracht onder andere de zogenoemde Luursemaheerd onder Feerwerd met 70 grazen in.<ref>Het is onduidelijk welke Luursemaheerd bedoeld is. Het betreft waarschijnlijk niet de [[kleine borg te Feerwerd]], die ook wel Luursemaheerd werd genoemd. Zie Formsma, p. 115.</ref> Uit de huwelijksovereenkomst lijkt naar voren te komen dat Allersmaheerd destijds werd verbouwd. Vermoedelijk werd toen aan noordzijde een nieuwe vleugel gebouwd aan het steenhuis. Sirp was vooruitstrevend voor zijn tijd. Zo verrichte hij agrarische proeven en probeerde hij druiven te kweken op Allersma.
 
Na de dood van Sirp in 1625, waren zijn kinderen uit zijn tweede huwelijk nog minderjarig. Zijn zoon Duirt Elema trouwde in 1639 met Meeuwertien Fockens. Na zijn huwelijk verkreeg hij in de loop der tijd door het uitkopen van de andere erfgenamen Allersma volledig in eigendom. Hij was onder andere erfschepper van Ezinge en [[Hardeweer]] en medegecommiteerde van de [[Admiraliteit van Friesland|admiraliteit tot Harlingen]] en medegecommiteerde van de Raad der Ommelanden. Hij was het die de heerd rond 1650 liet verbouwen tot een landhuis met singels, een gracht met een ophaalbrug en een [[duiventil]]; een [[Heerlijkheid (bestuursvorm)|heerlijk recht]]. HijMogelijk bezatwerd daarnaasttoen ook het 17e-eeuwse dak op het achterhuis geplaatst. Duirt bezat ook twee huizen in de [[Turftorenstraat]] in de stad Groningen. DuurtHij was [[hoofdeling]], maar geen jonker. Toch begon men het vanaf die tijd aan te duiden als borg. Duirt trouwde drie maal, maar al zijn negen kinderen overleden jong. In 1682 overleed hij en stierf het geslacht Elema van Allersma in mannelijke lijn uit.
 
=== Families Busch, De Marees en Van Swinderen ===
Na de dood van Duirt werden Allersma en bijbehorende heerlijke rechten in 1583 door de erfgenamen overgedragen aan Reneke Busch. Deze was een achterkleinzoon van hugenoot Hubert du Bois, die na de [[Bartholomeusnacht]] in 1572 vanuit [[Nancy]] naar de Nederlanden was gevlucht. Zijn grootvader was door zijn huwelijk met Cornelisje Elema (de zus van Sirp) aangetrouwde familie. Busch was raadsheer in Groningen en tussen 1686 en zijn dood in 1710 ook diverse malen [[lijst van burgemeesters van Groningen|burgemeester van Groningen]]. Hij liet begin 18e eeuw een nieuw voorhuis bouwen voor de borg. Zijn dochter Johanna Busch erfde na zijn dood Allersma, dat toen bestond uit ongeveer 122,5 grazen land en omvatte tevens verschillende heerlijke rechten, waaronder de staande [[schepperij]] van Ezinge en Hardeweer, 12 van de 18 [[ommegang]]en in een [[klauw]] binnen de [[grietenij]] van Ezinge, 3 van de 13 ommegangen in de klauw van Hardeweer, 3 ommegangen in de grietenij en schepperij van Feerwerd en enkele [[collatierecht]]en. Johanna was bij de dood van haar vader al weduwe van Johan de Marees, een hugenoot die uit de [[Zuidelijke Nederlanden]] gevlucht was. Zij hertrouwde met Johan Roberts. Na haar dood in 1729 werd haar zoon [[Reneke Busch de Marees]] eigenaar. Hij trouwde met Anna van Gessler. Zij lieten een fraai versierde herenbank met hun wapens plaatsen in de kerk van Ezinge. Rond 1740 maakte beeldhouwer [[Cornelis Kooystra]] in opdracht van hen een wandbetimmering in de [[vestibule]] tegenover de hoofdingang van de borg met hun wapens. Reneke was net als zijn vader burgemeester van Groningen en had voor Groningen zitting in de Edele Mogende Heeren Gecommitteerde Raaden van de [[Admiraliteit van Amsterdam]]. Ook was hij bewindhebber van de [[Kamer van de WIC in Groningen]] en curatorvan 1666 tot 1679 secretaris van de curatoren van de [[Rijksuniversiteit Groningen|Groningse hogeschool]]. Na zijn dood in 1763 erfde hun enige dochter Johanna Allersma. Zij was getrouwd met Albert Hendrik van Swinderen, die eveneens raadsheer en burgemeester van Groningen was. Van Sinderen liet de borg eind 18e eeuw verbouwen. Johanna overleed reeds in 1766 nadat zij van de trap viel, half verlamd werd en vervolgens na in coma te zijn geraakt overleed. Zij had uitdrukkelijk te kennen gegeven te willen worden begraven op het landgoed en niet in de kerk van Ezinge. Haar graf wordt vermoed tegenover de ophaalbrug.<ref name=":0">{{Citeer web|url=http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-20020309-GO0013003|titel=Tineke Schouten strijdt verbeten voor eerherstel voorouders Allersmaborg|auteur=Wim Jassies|datum=9 maart 2002|werk=Nieuwsblad van het Noorden|paginas=p. 13}}</ref>

In 1802 overleed ook Van Swinderen en kreeg zijn zoon [[Reneke de Marees van Swinderen (1764-1848)|Reneke de Marees van Swinderen]] Allersma. Hij verkreeg in 1817 van koning Willem I het predikaat [[jonkheer]]. Kort daarna liet hij het voorhuis voorzien van een verdieping, waarbij het geheel een [[Neoclassicistische architectuur|neoclassicistische]] uitstraling kreeg.
 
Na zijn overlijden in 1848 erfde zijn oudste kleinzoon jonkheer meester Reneke Meinard Adriaan de Marees van Swinderen de borg. Hij was naast kantonrechter bij het [[Kantongerecht Zuidhorn]] en lid van Gedeputeerde Staten van Groningen vanaf 1853 ook de eerste notaris van Ezinge. Voor zijn functie als notaris liet hij in 1853 tussen het huis en de duiventil het klerkenhuis bouwen. Hier tegenaan liet hij een kas bouwen voor zijn druiven, dat later werd verbouwd tot [[prieel]]. Tevens liet hij een nieuw koetshuis bouwen. Vermoedelijk werd toen ook het oude schathuis linksvoor de borg afbreken, die op een plattegrond uit 1822 nog zichtbaar is. Als notaris kwam hij in tegenstelling tot zijn voorgangers, die toch vooral in de stad verbleven, veel meer in aanraking met de Ezinger bevolking. 's Winters woonde hij in zijn fraaie huis aan noordzijde van de [[Grote Markt]] in Groningen<ref>Het Huis met de Schone Gevel. In 1945 werden de restanten van dit huis neergehaald door de gemeente nadat het huis zwaar beschadigd was geraakt bij de beschietingen in april 1945 tijdens de [[Bevrijding van Groningen]].</ref>, maar de rest van het jaar verbleef hij op de Allersmaborg, waarvan hij de tuin in [[Engelse tuin|Engelse landschapsstijl]] liet aanleggen. Hij betekende veel voor het verenigingsleven in Ezinge, waar hij onder andere optrad als gastspreker op vergaderingen van de lokale vereniging van [[Maatschappij tot Nut van 't Algemeen|'t Nut]] en beschermheer was van het muziekgezelschap De Eendracht. Dit muziekgezelschap gaf hiervoor jaarlijks een concert op de borg, waar veel mensen vanuit de omtrek (vanaf Uithuizen tot Groningen) op af kwamen. Dit ging vergezeld van een [[kermis]] op de borg. Volgens [[Johan Adriaan Feith]], die hem goed kende, had hij in de [[vestibule]] twee kleine bronzen scheepskanonnetjes die werden gebruikt om gasten die zich versliepen met een kanonschot wakker te doen schrikken. Deze kanonnetjes werden soms naar het zomerhuisje op de dijk gesleept om daar vrienden en kennissen te salueren die per stoomboot over de Reitdiep naar de badplaats [[Schiermonnikoog]] voeren.
 
Reneke was getrouwd met Pompeja Anna Frederica Siertsema en kreeg twee kinderen; een dochter met de naam Agnes Maria die jong overleed en een zoon die hij net als hem de naam Reneke Meinard Adriaan gaf. Met deze zoon, die ging werken als [[Dressuur#Hogeschooldressuur|hogeschoolrijder]] in het circus, kreeg hij ruzie over Allersma. Zijn zoon overleed vervolgens op 32-jarige leeftijd in Frankrijk, waardoor hij kinderloos achterbleef. Ten slotte overleed ook zijn vrouw. De families De Marees en Van Swinderen waren ondertussen gebrouilleerd met elkaar geraakt.<ref name=":0" /> Reneke wist dat zijn neven en nichten uit beide families weinig aan de borg gelegen was en gaf daarom vervolgens zijn porceleinverzameling en enkele schilderijen van zijn voorouders aan het [[Groninger Museum]] om te voorkomen dat deze na zijn dood naar elders zouden verdwijnen. In 1899 overleed hij: volgens zijn overlijdensadvertentie in zijn slaap, maar volgens de overlevering hangend uit het raam van zijn slaapkamer als gevolg van een [[astma]]-aanval.<ref>Mogelijk leidde dit verhaal ertoe dat er later verhalen ontstonden dat het spookte in de slaapkamer.</ref> Omdat zijn neven en nichten inderdaad geen belang bleken te hebben bij het geheel, lieten ze het huis leeghalen en zetten het voor het eerst in zijn geschiedenis te koop en wel op afbraak.
Regel 29 ⟶ 32:
Het Groningse kalksteenbedrijf Switters en Terpstra kocht vervolgens de borg voor 7175 gulden met de bedoeling het geheel af te breken.<ref>{{Citeer web|url=http://www.delpher.nl/nl/kranten/view?identifier=ddd%3A010886502%3Ampeg21%3Aa0034|titel=Afloop van verkoopingen|werk=Nieuwsblad van het Noorden|datum=19-12-1899|paginas=p. 3}}</ref> Vervolgens liet zij de eiken, iepen, essen en notenbomen rond de borg kappen, brak het zomerhuisje op de dijk af en sloopte alvast de [[Schouw (haard)|schouwen]] uit de borg. Rijksarchivaris [[Johan Adriaan Feith]] sprak in de Groninger volksalmanak van 1901 schande van de voorgenomen sloop van de Allersmaborg. Hij beschouwde de sloop van een van de weinige overgebleven landhuizen en het slechten van een van de zeldzame landgoederen van Groningen met haar singels, lanen, grachten en tuinen als verwerpelijk. Hij schreef het stuk nog in 1899 en sprak de verwachting uit dat nog vóór de twintigste eeuw het gebouw gesloopt zou zijn. In 1901 en later in 1960 ondernamen nazaten van de familie Oomen een tevergeefse poging om de borg te kopen. Zij stellen dat Anna Oomen, geboren in 1884<ref>{{Citeer web|url=http://www.allegroningers.nl/personen/weergave/register/layout/blader/id/aa8149af-7df1-c732-74ff-c93bc7e0da2c/q/persoon_achternaam_t_0/oomen/q/persoon_rol_s_0/0/q/persoon_rol_s_1/0?sort=datum_i&direction=asc&persoon=Sm9oYW5uYSBFdmVyaGFyZGEgT29tZW4gMjUtMDktMTg4NCBBa3RlbnVtbWVyIDExNzM%3D&image=0ae8e7fe-d6d2-20c8-9c70-104ba441a467&tmpl=blader|titel=Johanna Everharda Oomen 25-09-1884|datum=25-09-1884|werk=Alle Groningers}}</ref>, een kind is van Johanna Everharda Oomen en Reneke Meinard Adriaan de Marees van Swinderen.<ref name=":0" /> Uiteindelijk was het echter Jan Willem Bolt, de opvolger van Reneke als notaris in Ezinge, die de sloop wist te voorkomen door het huis over te kopen van het sloopbedrijf om er vervolgens zelf te gaan wonen. In 1913 kocht zijn opvolger, notaris Hendrik van Veen de borg. Deze verkeerde toen in slechte staat. Een jaar eerder schreef historicus [[Johan Huizinga]] in de Groninger volksalmanak nog als een van de borgen die "op kommerlijke wijs" bestonden.<ref>Huizinga, J. (1911), "Naar aanleiding van Coenders' kaart van Groningen en Ommelanden", ''Groningsche volksalmanak (1912)'', p. 212, noot 1</ref> In 1923 kocht de rentenierende Garnwerder landbouwer Olfert de Boer de borg en knapte huis en tuin weer op. Na zijn overlijden in 1943 werd het huis gebruikt als dependance van het Rijksarchief in Groningen (huidige Groninger Archieven). Ook deed het dienst als [[Onderduiken (Tweede Wereldoorlog)|onderduikadres]]. Het landgoed werd ondertussen gebruikt door dagjesmensen uit Groningen.
 
In 1946 kocht de gemeente Ezinge de borg voor een bedrag van 12.000 gulden. Zij liet het arbeidersgezin Siegers, die verderop werkte bij een boer, de borg bewonen. In de jaren 1950 kwam de borg in trek bij verschillende kunstenaars, waaronder de teken- en schildersvereniging De Linetreckers, die onder leiding stond van schilder [[Johan Dijkstra (kunstenaar)|Johan Dijkstra]] van [[De Ploeg (Groningen)|De Ploeg]]. De borg werd ondertussen bewoond door een arbeidersgezin, die verderop werkte bij een boer. Vanaf 1962 namen kunstenaar [[Martin Tissing]] en zijn vrouw, weefkunstenares [[Annie Vriezen]], het klerkenhuis in gebruik voor tentoonstellingen. In 1964 kwam de borg leeg te staan en gingen ze hier wonen. Het kunstenaarsechtpaar maakte er een [[kunstenaarskolonie]] van, een ontmoetings- en expositiecentrum van voor onder andere bevriende kunstenaars als [[Edu Waskowsky]], [[Gjalt Blaauw|Gjalt Blaauw,]] [[Henri de Wolf (kunstschilder)|Henri de Wolf]], [[Karl Pelgrom]] en fotograaf [[Sanne Sannes]].<ref name=":1">{{Citeer web|url=http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19990730-AE0023006|titel=Echo's van een bijna vergeten tijdperk|auteur=Linda Schregardus|datum=30 juli 1999|werk=Nieuwsblad van het Noorden|paginas=p. 23}}</ref><ref>{{Citeer web|url=https://www.groningerarchieven.nl/historie/stadsverhalen/kunst-en-cultuur/martin-tissing|titel=Martin Tissing: Bij de 70-ste verjaardag van een Groninger kunstenaar|auteur=Beno Hofman|werk=Groninger Archieven}}</ref> Ook liepen schrijver [[Belcampo]] en dichteres [[Fritzi Harmsen van Beek]] er rond en kwam kunsthistoricus [[Henk van Os]] er wel eens toen hij nog woonde op de [[Piloersemaborg]]. In de zomer werden er kunsttentoonstellingen gehouden. Sannes schoot onder andere samen met [[Remco Campert]] (als regisseur) en [[Gerrit Jan Wolffensperger]] (als hoofdrolspeler) opnamen voor zijn film ''Sanne Lucia of Santa Lucia'' (''Dirty girl'') op en rond de borg, die de VPRO in eerste instantie weigerde uit te zenden vanwege het 'verregaande erotische en sadistische karakter', zoals de filmkeuring het noemde.<ref>{{Citeer web|url=https://www.groningerarchieven.nl/historie/stadsverhalen/kunst-en-cultuur/sanne-sannes|titel=Sanne Sannes had op filmfestival niet misstaan|auteur=Beno Hofman|werk=Groninger Archieven}}</ref>
 
De gemeente Ezinge had echter te weinig geld voor het onderhoud, waardoor de borg steeds verder verviel. Tevergeefs probeerde zij de borg te verkopen op voorwaarde dat deze bewoond zou worden en het terrein een openbare functie zou krijgen. Uiteindelijk droeg de gemeente in 1970 de borg en het omringende landgoed daarom voor een symbolisch bedrag van 1 gulden over aan [[Staatsbosbeheer]]. Tissing en Vriezen gingen in 1973 uit elkaar, waarop Tissing de borg verliet. Vriezen had vervolgens een relatie met Blaauw tussen 1973 en 1983, maar bleef daarna alleen wonen op de borg omdat de meesten het er toch te eenzaam vonden.<ref name=":2" /> In 1977 schreef [[Els Pelgrom]] op de borg haar boek ''De kinderen van het Achtste Woud''.
Regel 35 ⟶ 38:
Op initiatief van Vriezen werd de borg tussen 1976 en 1978 gerestaureerd onder leiding van architect [[Pieter Lauwrens de Vrieze]]<ref>{{Citeer web|url=http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-20020302-AE0010001|titel=Borgenstichting alweer 25 jaar jong|auteur=Harry Wubs|datum=2 maart 2002|werk=Nieuwsblad van het Noorden|paginas=p. 10}}</ref> en amateur-historicus [[Gerrit Overdiep]], waarbij deze werd teruggebracht in 19e-eeuwse staat. De kosten bedroegen bijna 2 miljoen gulden. Staatsbosbeheer plantte de aanpalende boomgaard vol met oude fruitrassen, onderhield de Engelse tuin en gaf de borg in erfpacht aan de provincie Groningen, die het in beheer gaf bij de [[Stichting Groninger Borgen]], die de borg weer doorverhuurde aan Annie Vriezen. Zij had wel alles uit de kast moeten trekken om de borg als expositieruimte te behouden. Er waren namelijk plannen om de borg in te richten als dependance van het [[Nationaal Rijtuigmuseum]] in Nienoord.<ref name=":3">{{Citeer web|url=http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19870515-AE0023001|titel=Tien jaar 'Allersmaborg' met beeldenpresentatie|auteur=Friggo Visser|datum=15 mei 1987|werk=Nieuwsblad van het Noorden|paginas=p. 23}}</ref> Ter gelegenheid van de voltooiing van de restauratie hield Vriezen een tentoonstelling in het koetshuis waaraan naast Tissing, Vriezen, Blaauw, Sannes en Waskowsky ook [[Jan de Boer]], [[Magdalena Abakanowicz]] en [[Henk Keimpema]] deelnamen. Het succes van deze expositie leidde ertoe dat het koetshuis definitief als expositieruimte in gebruik genomen werd en wel voor jonge kunstenaars, die hier hun eerste werk konden tonen.<ref name=":3" /> Zo exposeerden onder andere de kunstenaars [[Gerlof Hamersma]], [[Els Otten]] en [[Marie-Louise Schmier]] op de beeldenexpositie "Tien seizoenen kunst op de borg", exposeerde [[Fie Werkman]] er in 1980, 1986 en 1997<ref name=":2">{{Citeer web|url=http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19970405-AE0015004|titel=Twintig jaar goede en slechte tijden op de Allersmaborg|auteur=Welmoed van der Goot|datum=5 april 1997|werk=Nieuwsblad van het Noorden|paginas=p. 15}}</ref> en nam in 1983 [[Jonne Severijn]] op de borg de film ''Dodenakker'' op.<ref name=":1" /> Vanaf 1983 werd Vriezen in haar werk bijgestaan door de Stichting Expositiecentrum Allersmaborg.
* "Het achterhuis is in de volgende eeuwen vaak ingrijpend verbouwd. De kap van het achterhuis dateert uit de 17de eeuw en bestaat uit eikenhouten bokspanten met een gebogen voet. In de 16de eeuw is een vleugel aangebouwd, zodat het huis een L-vormige plattegrond kreeg. Rond 1650 liet Duurt Elema voor het huis een gracht met singels en ophaalbrug aanleggen. Hierdoor kreeg het huis het aanzien van een borg. In 1720  liet Reneke Busch tegen het voorhuis een nieuw voorhuis bouwen. Bij de bouw is gedeeltelijk gebruik gemaakt van ouder muurwerk zoals te zien is langs de gracht waar tot een hoogte van 4,80 meter oudere en grotere stenen zijn gebruikt."
* "De duiventil stond er al in de 18de eeuw, maar is in de 19de eeuw in neogotische stijl veranderd."
* "Kort na 1817 liet Reneke de Marees van Swinderen een verdieping op het voorhuis bouwen en kreeg de voorgevel het tegenwoordige neoclassicistisch uiterlijk. Zijn kleinzoon, jonkheer R.M.A. de Marees van Swinderen, liet tussen de duiventil en het voorhuis een kantoorruimte voor zijn notarisklerk bouwen. Hier tegenaan staat een prieel, dat van oorsprong een druivenkas was. Aan de achterzijde van de borg liet hij een koetshuis met stallen bouwen.  De duiventil stond er al in de 18de eeuw, maar is in de 19de eeuw in neogotische stijl veranderd."
* 1960: plannen voor een 'botten- en pottenmuseum' - voorloper Museum Wierdenland? http://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-20020309-GO0013003
 
Regel 47 ⟶ 50:
* "vice-voorzitter van de raad van bestuur van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en decaan van de Faculteit der Medische Wetenschappen, Sibrand Poppema, zal tezamen met zijn echtgenote Joke als borgheer, respectievelijk borgvrouwe gaan optreden."
* "De borg wordt nu bewoond door een beheerdersechtpaar die rondleidingen geeft. Liefst op afspraak, maar als je toevallig langs loopt of fietst – en ze zijn thuis – kun je gewoon binnen lopen en om een rondleiding vragen. ‘Want dit huis is eigendom van Staatsbosbeheer en dus in feite van iedereen’, aldus de beheerder. "
* 2012: Hampshire Hotels Groningen exploiteert het en André en Janneke Koch bewonen het als borgheer en borgvrouw vanaf 2011
* Relatie Allersmaheerd?