Slag aan de Berezina: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
59R (overleg | bijdragen)
59R (overleg | bijdragen)
Regel 36:
Op 24 november werd gestart met de voorbereidingen tot het bouwen van een brug bij het dorp [[Stoedzjonka]], 17 km stroomopwaarts, onder bevel van generaal [[Claude Charles Aubry de La Boucharderie|Aubry]]. Op die plaats was de rivier 20 m breed en had een diepte van circa twee meter. De oevers waren evenwel laag en drassig en waren doorsneden met ondiepe zijarmen, waardoor de brug aan beide zijden een stuk langer moest worden. De dag daarop arriveerde generaal [[Jean-Baptiste Eblé]] met vierhonderd merendeels Nederlandse [[pontonnier]]s. In de ochtend van 26 november construeerden kapitein [[George Diederich Benthien]] en zijn Nederlandse pontonniers in het ijskoude water het eerste van de 23 brugjukken. In deze uiterst moeilijke omstandigheden, waarbij sommigen door de sterke stroming werden meegesleurd of aan onderkoeling bezweken, bouwden zij de brug met een lengte van 100 m bij 4 m breed, in hoogte variërend van 1 tot 3 m.
 
Het 2e korps van maarschalk [[Nicolas Charles Oudinot|Oudinot]] stak als eerste de Berezina over en ontplooide zich op de zuid-westoever naar het zuidoosten om een te verwachten aanval van Tsjitsjagov af te weren. Ondertussen werd 50 m stroomopwaarts een tweede, iets stevigere brug geconstrueerd voor de overtocht van de [[artillerie]] en de bagagewagens. Op 27 november waagde de rest van de ''Grande Armée'' en Napoleon zelf met zijn staf, huishouding en zijn [[Keizerlijke Garde]] onder een lichte sneeuwval de oversteek. De toegang tot de brug werd bewaakt door [[gendarme]]s, waardoor alleen de strijdbaarste krachten voorrang kregen; achterblijvers, gewonden en een grote groep burgers bleven op de noordoever. De overtocht werd op deze noordoever beschermd door het 9e corps onder leiding van maarschalk [[Claude Victor-Perrin|Victor]].
 
De achtervolgende Russische legers onder bevel van Koetoezov sloegen op 28 november in een sneeuwstorm toe om de op de noordoever achtergebleven troepen in te sluiten. Ondertussen trokken de troepen van Tsjitsjagov, die zijn vergissing ondertussen had ingezien, op naar het reeds overgestoken Franse leger onder bevel van [[Nicolas Charles Oudinot|Oudinot]]. Ze slaagden er echter niet in de Fransen terug te dringen. In de daaropvolgende slag wist een deel van de troepen, bestaande uit de nog overlevende Nederlandse [[pontonnier]]s, de 123e en 124e (Nederlandse) regimenten [[infanterie]], het 14e regiment [[kurassier]]s en de 'division de cavalerie du corps' van het 2e corps het te overleven. De Nederlandse troepen dekten twee dagen lang de aftocht. Twee derde van de soldaten werd gedood of gewond en het restant gaf zich op 28 november over. Van de Pontonniers overleefden slechts de commandant Kapitein [[George Diederich Benthien]], [[sergeant-majoor]] Ary Schröder en zes van hun mannen.