Gerbrand Adriaensz. Bredero: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 34:
De naam Bredero is afkomstig van een uithangbord of gevelsteen met het portret van de geuzenjonker [[Hendrik van Brederode (1531-1568)|Hendrik van Brederode]] ([[1531]]-[[1568]]). Bredero's vader was [[Schoenmaker (beroep)|schoenmaker]] in goeden doen, tevens kapitein bij de [[schutterij (historisch)|schutterij]]. Later werd hij [[belastingpachter]] en kon hij zich een kleine kunstverzameling veroorloven.
 
Bredero's geboortehuis stond aan de [[Nes (Amsterdam)|Nes]], die destijds de [[Gansoort (Amsterdam)|Gansoort]] genoemd werd. Naast deze woning kwam de rederijkerskamer [[De Eglantier (rederijkerskamer)|d'Eglantier]] samen. In [[1602]] verhuisde het gezin naar de [[Oudezijds Voorburgwal (Amsterdam)|Oudezijds Voorburgwal]] bij de [[Varkenssluis]], waar Bredero zijn verdere leven doorbracht.
 
Bredero werd goed genoeg onderwezen om het [[Franse taal|Frans]] machtig te zijn en volgde een schildersopleiding bij de kunstschilder [[François Badens]], maar door Bredero gesigneerde schilderijen zijn niet overgeleverd. Rond zijn twintigste jaar moet hij onder meer met leden van d'Eglantier zijn omgegaan. Vanaf [[1611]] was hij belangrijk als toneelschrijver.
 
Bredero droeg ''Rodd'rick ende Alphonsus'' op aan [[Hugo de Groot (rechtsgeleerde)|Hugo de Groot]]. OokwasOok was hij bevriend met [[P.C. Hooft]] en [[Samuel Coster]], welke laatste hij volgde toen die in [[1617]] na onenigheid bij d'Eglantier de [[Nederduytsche Academie]] oprichtte.
 
De vrouwen die in het leven van de ongetrouwde Bredero een rol speelden waren de dichteres [[Maria Tesselschade Visscher]] en in de winter van [[1617]]-[[1618]] de 19-jarige Magdalena Stockmans, die in juni [[1618]] met de twintig jaar oudere Antwerpse koopman [[Isaac van der Voort]] trouwde en in [[Napels (stad)|Napels]] ging wonen. Voor haar schreef Bredero het gedicht ''Oogen vol maiesteit'', dat hij haar nastuurde.