Faillissement (Nederland): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
paragrafen met overlappende inhoud om te beginnen bij elkaar gezet
Regel 32:
 
Uit onderzoek naar faillissementen bij bedrijven gehouden tussen 1996 en 2004 bleek dat, afgezien van de gevallen van bovengenoemde specifieke regels en situaties, concurrente schuldeisers en zelfs ook preferente schuldeisers bij faillissementen meestal niets krijgen. De belastingdienst en het UWV kregen in 30% van de faillissementen geheel of gedeeltelijk betaald (10% van de openstaande schuld). Bij de overige preferente schuldeisers was dit 10% en 6%, bij de gewone schuldeisers 8% en 3%.<ref>[http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/0D1B8D1C-ABBF-4A39-8D8E-B5D500BA1EA0/0/insolventietrechtincijfers07.pdf Insolventierecht in cijfers en modellen], CBS, 2007, zie pagina 30</ref>
 
===Verdeling===
Alleen de opbrengsten die wél "in de boedel vallen" komen in aanmerking voor verdeling.
 
====Eerst boedelschulden, dan faillissementsschulden====
Uit de boedel worden allereerst de ''boedelschulden'' voldaan. Dit zijn, in beginsel, de schulden die noodzakelijkerwijs moesten worden gemaakt om het faillissement af te kunnen wikkelen. Hieronder vallen onder meer de kosten van de curator, gemaakte taxatiekosten, huurtermijnen na de faillissementsdatum, kosten van levensonderhoud van de gefailleerde en het salaris dat werknemers gedurende de opzegperiode ontvangen. Pas na betaling van deze boedelschulden kan - als er nog actief resteert - worden begonnen aan betaling van de ''faillissementsschulden'', dat zijn de schulden die reeds op de faillissementsdatum bestonden. De wet is niet duidelijk over de vraag welke schulden boedelschulden zijn en welke niet. Jurisprudentie heeft er in de afgelopen decennia toe geleid dat steeds meer schulden tot de boedelschulden moeten worden gerekend.
 
====Wettelijke regels van voorrang====
De ''paritas creditorum'' is het principe dat alle schuldeisers voor de wet gelijk zijn. Aan elke schuldeiser komt, volgens dit principe, een pro-rata deel toe van de opbrengsten die het faillissement oplevert. De wet maakt echter een uitzondering voor "wettelijke regels van voorrang". Is er onvoldoende actief om de boedel- en vervolgens de faillissementsschulden geheel te voldoen, dan worden deze schulden voldaan met inachtneming van deze regels.
 
Een voorbeeld van zo'n voorrangsregel is het [[retentierecht]], het onder zich mogen houden van te repareren zaken totdat er betaald is. Heeft een garage een auto gerepareerd en gaat de eigenaar failliet terwijl de auto nog in de garage staat, dan kan de garagehouder aanspraak maken op betaling van de reparatiekosten alvorens hij tot afgifte van de auto kan worden gedwongen. In de praktijk profiteren vooral de overheid (fiscus) en semi-overheid (UWV) van de voorrangsregels, omdat zowel belastingen als werknemerspremies onder de bevoorrechte (preferente) vorderingen zijn gerangschikt.
 
De wijze waarop vorderingen van verschillende rangorde worden uitbetaald, kan worden vergeleken met het volschenken van een piramide champagneglazen. Pas als het bovenste glas geheel gevuld is, begint het over te lopen en worden de glazen daaronder gevuld. Met het betalen van een lager gerangschikte vordering wordt dus pas begonnen, zodra een hoger gerangschikte vordering geheel is betaald. Genieten twee vorderingen een gelijke rang, dan wordt van elke vordering een evenredig percentage voldaan. Dit heet ''ponds-pondsgewijze verdeling''.
 
De verdeling vindt dus als volgt plaats:
* Allereerst worden, voor zover mogelijk, de [[faillissementskosten|boedelschulden]] betaald. Daaronder vallen het salaris van de curator, huur en salaris na faillissementsdatum.
* Het eventuele restant gaat naar de bevoorrechte (preferente) vorderingen, waaronder de aanvraagkosten van het faillissement, rijksbelastingen en premies.
* Het eventuele restant gaat naar de concurrente ("gewone") schuldeisers.
* Indien de concurrenten geheel zijn voldaan, gaat het restant naar de eventuele [[achterstelling|achtergestelde schuldeisers]].
* Is er zelfs nu nog geld over, dan wordt dit uitgekeerd aan de aandeelhouder(s) indien het een [[Naamloze vennootschap|NV]] of een [[Besloten vennootschap|BV]] betreft. In het faillissement van een natuurlijk persoon gaat het restant naar de gefailleerde zelf.
 
Meestal is er bij lange na niet voldoende geld om alle schuldeisers te voldoen. Vaak ontstaan er dan conflicten of zelfs procedures tussen een schuldeiser en de curator, of schuldeisers onderling. Wanneer kleinere bedrijven concurrente schuldeisers zijn, betekent dit vaak dat ze zelf in betalingsnood komen. Een keten van faillissementen kan dan het gevolg zijn.
 
==Stappen van de curator==
Regel 109 ⟶ 131:
Voorts kunnen crediteuren die onder [[eigendomsvoorbehoud]] hebben geleverd, de geleverde zaken - voor zover die zich nog in de boedel bevinden - terugvorderen van de curator. Dit heet [[revindicatie|revindiceren]].
In bepaalde gevallen zal de curator wel een boedelbijdrage vragen voor verleende medewerking, bij het (laten) uitoefenen van de rechten van derden.
 
==Verdeling==
Alleen de opbrengsten die wél "in de boedel vallen" komen in aanmerking voor verdeling.
 
===Eerst boedelschulden, dan faillissementsschulden===
Uit de boedel worden allereerst de ''boedelschulden'' voldaan. Dit zijn, in beginsel, de schulden die noodzakelijkerwijs moesten worden gemaakt om het faillissement af te kunnen wikkelen. Hieronder vallen onder meer de kosten van de curator, gemaakte taxatiekosten, huurtermijnen na de faillissementsdatum, kosten van levensonderhoud van de gefailleerde en het salaris dat werknemers gedurende de opzegperiode ontvangen. Pas na betaling van deze boedelschulden kan - als er nog actief resteert - worden begonnen aan betaling van de ''faillissementsschulden'', dat zijn de schulden die reeds op de faillissementsdatum bestonden. De wet is niet duidelijk over de vraag welke schulden boedelschulden zijn en welke niet. Jurisprudentie heeft er in de afgelopen decennia toe geleid dat steeds meer schulden tot de boedelschulden moeten worden gerekend.
 
===Wettelijke regels van voorrang===
De ''paritas creditorum'' is het principe dat alle schuldeisers voor de wet gelijk zijn. Aan elke schuldeiser komt, volgens dit principe, een pro-rata deel toe van de opbrengsten die het faillissement oplevert. De wet maakt echter een uitzondering voor "wettelijke regels van voorrang". Is er onvoldoende actief om de boedel- en vervolgens de faillissementsschulden geheel te voldoen, dan worden deze schulden voldaan met inachtneming van deze regels.
 
Een voorbeeld van zo'n voorrangsregel is het [[retentierecht]], het onder zich mogen houden van te repareren zaken totdat er betaald is. Heeft een garage een auto gerepareerd en gaat de eigenaar failliet terwijl de auto nog in de garage staat, dan kan de garagehouder aanspraak maken op betaling van de reparatiekosten alvorens hij tot afgifte van de auto kan worden gedwongen. In de praktijk profiteren vooral de overheid (fiscus) en semi-overheid (UWV) van de voorrangsregels, omdat zowel belastingen als werknemerspremies onder de bevoorrechte (preferente) vorderingen zijn gerangschikt.
 
De wijze waarop vorderingen van verschillende rangorde worden uitbetaald, kan worden vergeleken met het volschenken van een piramide champagneglazen. Pas als het bovenste glas geheel gevuld is, begint het over te lopen en worden de glazen daaronder gevuld. Met het betalen van een lager gerangschikte vordering wordt dus pas begonnen, zodra een hoger gerangschikte vordering geheel is betaald. Genieten twee vorderingen een gelijke rang, dan wordt van elke vordering een evenredig percentage voldaan. Dit heet ''ponds-pondsgewijze verdeling''.
 
De verdeling vindt dus als volgt plaats:
* Allereerst worden, voor zover mogelijk, de [[faillissementskosten|boedelschulden]] betaald. Daaronder vallen het salaris van de curator, huur en salaris na faillissementsdatum.
* Het eventuele restant gaat naar de bevoorrechte (preferente) vorderingen, waaronder de aanvraagkosten van het faillissement, rijksbelastingen en premies.
* Het eventuele restant gaat naar de concurrente ("gewone") schuldeisers.
* Indien de concurrenten geheel zijn voldaan, gaat het restant naar de eventuele [[achterstelling|achtergestelde schuldeisers]].
* Is er zelfs nu nog geld over, dan wordt dit uitgekeerd aan de aandeelhouder(s) indien het een [[Naamloze vennootschap|NV]] of een [[Besloten vennootschap|BV]] betreft. In het faillissement van een natuurlijk persoon gaat het restant naar de gefailleerde zelf.
 
Meestal is er bij lange na niet voldoende geld om alle schuldeisers te voldoen. Vaak ontstaan er dan conflicten of zelfs procedures tussen een schuldeiser en de curator, of schuldeisers onderling. Wanneer kleinere bedrijven concurrente schuldeisers zijn, betekent dit vaak dat ze zelf in betalingsnood komen. Een keten van faillissementen kan dan het gevolg zijn.
 
==Faillissementsfraude==