Geschiedenis van de Joden in Frankrijk: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Vertaling, spelfout heeft geen invloed |
k Referentie slaat op heel de zin |
||
Regel 84:
[[Filips IV van Frankrijk|Filips de Schone]] (Fontainebleau, 1268 – Fontainebleau, 1314) was zonder twijfel de meest repressieve koning van Frankrijk voor de Joden. Bovendien was zijn vrouw, [[Johanna I van Navarra]] (1273-1305) de gravin van Champagne, een regio waar de Joden een grote welvarende gemeenschap hadden die altijd beschermd werd door de graven van Champagne. Al vanaf 1288 werden dertien Joden veroordeeld tot de brandstapel door de Inquisitie en dit voor een vermeende moordzaak.<ref name="u1" /> Twee jaar later was er het «Miracle des Billettes».<ref name="u1" /> Op Pasen 1290 zou de Jood Jonathas een [[hostie]] opgeëist hebben in ruil voor de kleren van een oude vrouw die hij in onderpand hield. Jonathas zou dan een inkerving in de hostie gemaakt hebben en het bloed (van Christus) liep eruit. Hij wierp hem vervolgens in kokend water dat in rood bloed veranderde. De oude vrouw zou het publiek opgepookt hebben en dit leidde tot zijn arrestatie. Hij werd veroordeeld tot de brandstapel en met zijn in beslag genomen goederen liet Filips de Schone ''la Chapelle du Miracle'' (de kapel van het mirakel) bouwen (volgens het artikel ''Rue des Archives'', ''Dictionnaire historique des rues de Paris'', uitgeverij Editions de Minuit, 1985 ).<ref group = N>Het ontheiligen van een hostie was in de middeleeuwen een regelmatig voorkomende beschuldiging tegen niet-katholieken. Dit incident werd ''Miracle des billettes'' genoemd, een verwijzing naar de straat waar deze Jood en zijn vrouw woonden. Deze legende werd onder andere door een middeleeuws toneelstuk overgedragen en kende veel bekendheid in Duitsland. Een Jood werd beschuldigd van het ontheiligen van een gezegende [[hostie]] en veroordeeld tot de brandstapel.</ref>
Filips de Schone had van bij zijn troonsbestijging al vrij snel belangstelling voor de Joodse gemeenschap en de manier waarop hij er voordeel kon uithalen. Toen zijn vrouw in 1284 beschikking kreeg over Champagne verplichtte hij de Joden tot het betalen van 25.000 pond om hun rechten te behouden in de provincie. In de jaren die volgden beschermde hij hen tegen de kerk om zo zijn inkomsten te vrijwaren.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor38|titel=JE, Blood Accusation and Host Desecration}}</ref>
In 1292 werd een nieuwe belasting ingevoerd voor de Joden. In 1295 liet hij ze allemaal aanhouden, hun geld en hun waardevolle goederen werden in beslag genomen en ze hadden 8 dagen de tijd om dit terug te kopen. Datgene wat overbleef werd verkocht ten voordele van de schatkist.<ref name="u1" />
Toen in 1306 de schatkist andermaal leeg was besloot de koning ‘de kip met de gouden eieren te slachten’, zoals de ’’Jewish Encyclopedia’’ het beschrijft. Hij liet op 22 juli 1306 alle Joden oppakken en opsluiten. Ze kregen te horen dat ze veroordeeld waren tot een ballingschap en kregen een maand de tijd om het grondgebied te verlaten. Al hun bezittingen werden eigendom van de koning. Dat het hem echt om het geld te doen was wordt geïllustreerd door het feit dat hij burgers opriep verdoken bezittingen op te sporen. Wie nog zaken rapporteerde werd beloond met 20 procent van de opbrengst. Bovendien eiste hij de openstaande bedragen op van de burgers die nog schulden hadden bij Joden. De koning nam drie maanden voordat de verkoop van de Joodse bezittingen gepland was al maatregelen die moesten verhinderen dat er betaald zou worden met [[Snoeien (numismatiek)|gesnoeide munten]].
Het aantal Joden die emigreerden wordt op honderdduizend geschat
== Periode 1315–1394 ==
===Het terugroepen van de Joden in 1315===
Het terugroepen van de Joden in 1315 gebeurde op vraag van het volk, althans volgens de schriftelijke verordening van [[Lodewijk X van Frankrijk]](1289-1316). Hij riep Joden terug, vermoedelijk om er terug inkomsten uit te halen, zoals zijn vader deed. Hij beloofde ze hun oude woonplaatsen terug te geven en hun openstaande schuldvorderingen konden ze terug innen en daarvan mochten ze één derde behouden. Ze mochten echter geen geld meer uitlenen. Deze maatregelen bleven twaalf jaar geldig.<ref name="u2">Les juifs dans le moyen age: historisch essay (p. 157-158) door Georges-Bernard Depping, 1834</ref>
===De Joden in Elzas in de 14e eeuw===
Regel 98:
===Het terugroepen in 1360===
In 1356 werd koning [[Jan II van Frankrijk]] (1319-1364) gevangengenomen tijdens de[[Slag bij Poitiers (1356)|slag bij Poitiers]] door de Engelsen. Ze eisten 3 miljoen [[écu|écu’s]] voor zijn vrijlating. De kroonprins [[Karel V van Frankrijk]] (1338 – 1380) die de staatskas wilde ontzien had het idee om met de Joden te gaan onderhandelen. Hij stelde hen een terugkeer voor een periode van 20 jaar voor mits het betalen van een ingangsbelasting van veertien florijnen per gezinshoofd en één florijn voor elk ander lid van de familie. Daarnaast werden zeven florijnen gevraagd per jaar en per haard en nog eens één florijn per gezinslid per jaar.<ref>''Histoire des Juifs '', Hoofdstuk I, 2, Heinrich Graetz, hoofdstuk III,2,11, 1853-1875</ref>
===De definitieve uitdrijving in 1394===
Regel 105:
== Erfenis van de Joodse aanwezigheid in Frankrijk==
[[Bestand:Montpellier Mikveh.JPG|thumb|Mikwe van Montpellier]]
Bijna 14 eeuwen Joodse aanwezigheid liet heel wat na in Frankrijk: Zo bleven er enkele bouwwerken die getuigen van de Joodse tradities: ''La Maison Sublime'', een Joods monument uit de 12e eeuw, ontdekt onder een trap van het justitiepaleis van [[Rouen]] <ref>{{fr}}{{Citeer web|url=http://www.lamaisonsublime.fr/content/view/13/47/|titel=La maison sublime de Rouen|site=Association La Maison Sublime de Rouen}}</ref>, een gebouw dat ooit een synagoge was in de 13de eeuw te [[Rouffach]] <ref>{{fr}}{{Citeer web|url=http://judaisme.sdv.fr/synagog/hautrhin/r-z/rouffach.htm|titel=Synagogue de Rouffach|site=Site du Judaïsme d'Alsace et de Lorraine}}</ref>, een [[mikwe]] uit dezelfde eeuw in Straatsburg, een andere in Montpellier<ref>{{fr}}{{Citeer web|url=http://www.montpellier.fr/334-mikve-medieval.htm|titel=Mikvé médiéval - Un témoignage médiéval émouvant|site=Ville de Montpellier}}</ref> en Joodse stenen muurbeelden in het museum van Cluny in Parijs.<ref>{{fr}}{{Citeer web|url=http://www.culture.gouv.fr/public/mistral/joconde_fr?ACTION=CHERCHER&FIELD_98=DENO&VALUE_98=st%E8le&DOM=All&REL_SPECIFIC=1|titel=(Base) Joconde|site=Ministère de la Culture}}</ref>
In meer dan 400 steden en gemeenten in Frankrijk getuigt een ''rue de la Juiverie'' (Juiverie = Jodenkwartier) of ''une rue des Juifs'' ('een Jodenstraat') van vroegere Joodse samenlevingen aldaar. Een Joodse aanwezigheid die verdween in de 14e eeuw met uitzondering van de gemeenschappen in Elzas en de [[Kerkelijke Staat|Pauselijke staten]] rond Avignon.
Regel 137:
Onder druk van de martelingen bevestigde een Joods rechtsgeleerde dat de Talmoed belastend en kwetsend was ten aanzien van de christenen. Op 17 januari 1417 werden alle Joodse boeken verbrand en moesten de Joden hun recht kopen om te mogen blijven in de Savoye. De vrije Joden moesten beloven om niet meer te lezen in de Talmoed.<ref> '' Revue des Etudes Juives '' (artikel: Rachi et la culture juive en France du Nord au Moyen Âge ), Gilbert Dahan Gérard Nahon en Élie Nicolas, 1972, ISBN 978-90-6831-921-7</ref> In de jaren 1460 werden de Joden vervolgd voor vruchtafdrijvingen, moorden, toverpraktijken en smaad tegen de hertog van Savoie. Kort daarna werden geen sporen meer gevonden van Joodse aanwezigheid in de Savoye met uitzondering van[[Chambéry]] waar er een kleine gemeenschap verbleef tot in de 18e eeuw.<ref name="blum1" />
In [[Nice]] dat tot 1691 bij de Savoye behoorde bleef er een Joodse samenleving bestaan. Dit was ook het geval in vele Italiaanse steden. In 1733 moesten de Joden in een ghetto gaan wonen (233 personen in 1736)
===situatie in La Provence, Avignon en het graafschap Venaissin ===
Regel 144:
In 1481 werd het graafschap Provence onderdeel van het Franse koninkrijk. Op 31 juli 1501 werd aldaar door koning [[Lodewijk XII van Frankrijk|Lodewijk XII]] (1462-1515) het bevel gegeven tot uitdrijving van de Joden.<ref name="B34">'' Etre juif dans la société Française '' (hoofdstuk: De 1394 à l’aube de la Révolution ), Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, ISBN 2-8587-0017-6</ref> Vele Joden kozen voor het doopsel in plaats van de deportatie maar in 1512 kwam er een nieuwe belasting van 6000 [[Livre|livres]] voor deze nieuwe christenen. Ze trof 122 families op 16 verschillende locaties. Deze groep werd gedurende drie eeuwen gediscrimineerd.<ref name="B34" />
Avignon en het graafschap Venaissan waren de dichtstbijzijnde toevluchtsoorden voor de Joden die de Provence ontvluchtten. Deze gebieden vielen onder het bestuur van de Paus. Vanaf eind 16e eeuw werden hun vestigingsmogelijkheden beperkt tot vier ghetto’s: [[Avignon]], [[Isle-sur-la-Sorgue|l’Isle-sur-la-Sorgue]], [[Carpentras]] en [[Cavaillon (Frankrijk)|Cavaillon]]. In het [[Orange (prinsdom)| prinsdom Orange]] leefden ze zonder beperkingen tot in 1732
===De Joden in Metz en Lorraine===
Regel 159:
==== Van de uitdrijving van de Spaanse Joden tot de koninklijke brieven in 1723====
[[Bestand:Cimetière juif de La Bastide Clairence.jpg|thumb|Het Israëlisch kerkhof van La Bastide-Clairence getuigt van de Joodse aanwezigheid]]
De uitdrijving van de Spaanse Joden in 1492 zette een volksverhuizing op gang van duizenden Joden. Zij die voor Portugal als toevluchtsoord kozen moesten opnieuw verhuizen door een bevel van de Portugese koning [[Emanuel I van Portugal|Emanuel I]] in 1496.<ref>{{Citeer web|url=http://www.nefesh.nl/2012/09/historys-ultimate-nomads/|titel=In de voetstappen van Joods erfgoed }} </ref> Men noemde bijgevolg alle Joden die wegvluchtten van het Iberisch schiereiland Portugese Joden. Ze emigreerden naar het Noorden, velen naar Nederland en Engeland, enkelen zelfs naar Amerika. Een aantal vestigde zich in het Zuidoosten van Frankrijk, ze hielden hun geloofsovertuiging verborgen. [[Hendrik II van Frankrijk]] verleende hen de naam ‘nieuwe Christenen’ <ref group=N>De benaming nieuwe Christenen werd gebruikt voor Joden en moslims die zich bekeerden tot het christendom. Een andere (Franse) term die gebruikt wordt voor de gevluchte Portugese Joden is ‘marranes’.
In 1723, 230 jaar na hun aankomst in Frankrijk verkregen de Portugese Joden een koninklijke brief waarin ze officieel als Joden herkend werden.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', hoofdstuk II,4,3, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> De Joden vormden thans de meest welvarende Joodse gemeenschap van het koninkrijk Frankrijk. De industrie en de verwerking van koloniale voedingswaren waren de domeinen waarin ze bijzonder succesvol waren. De familie Gradis was gespecialiseerd in de suikerhandel, de familie Dacosta introduceerde de chocolade in Frankrijk.<ref>{{fr}} {{Citeer web|url=http://www.jedecouvrelafrance.com/f-269.pyrenees-atlantiques-chocolat-bayonne.html|titel=Chocolade van Bayonne}}</ref><ref>{{fr}} {{Citeer web|url=http://www.bayonne.fr/index.php?id=900|titel=Bayonne en de chocolade (website van de stad Bayonne)}}</ref> Anderen exploiteerden wijngaarden. In Labastide-Clairence was er sprake van Joodse geneesheren.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', p246, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref>
Regel 224:
==Tijdens de restauratie en de julimonarchie==
[[Bestand:Struth.JPG|thumb|Synagoge van [[Struth (Frankrijk)|Struth]] ([[Bas-Rhin]]) (1836).]]
De [[Restauratie (Frankrijk)|restauratie]] bracht weinig verandering in het statuut van de Joden, het ‘snode’ decreet van 1808 werd niet verlengd door [[Lodewijk XVIII van Frankrijk|Lodewijk XVIII]] ondanks de klachten van de plaatselijke overheid uit de Elzas. Rabijn van Phalsbourg, Lazare Isidor (1813-1888) speelde een belangrijke rol voor de integratie van de Joden in de Franse samenleving. Hij verzette zich in 1839 tegen de wet ''serment more judaïco'' <ref group=N>''Serment de judaïco'' is een wet die zijn oorsprong kende bij keizer [[Justinianus I]] (482-565) in het Byzantijnse rijk. Het verbood de Joden te getuigen tegen een christen in de rechtspraak die overigens voor christelijke tribunalen werd gevoerd. Deze wet bleef zeer lange tijd overeind en werd pas afgeschaft in de 19e eeuw: in 1818 in Nederland, in 1869 in Duitsland (Pruisen), In 1838 en opnieuw in 1860 in Rusland en in 1848 in Frankrijk</ref>, die de Joden discrimineerde in de Franse rechtspraak. In regel moesten Joden die zich wilden verdedigen voor de rechtbank hun verhaal doen in een synagoge: ze werden niet toegelaten in de rechtbank. Lazare Isidor weigerde zijn synagoge hiervoor te openen. Hij kreeg hiervoor zelf een proces en werd hierbij verdedigd door Adolphe Crémieux (1796-1880). Pas in 1846 werd voor het [[Hof van Cassatie]] de afschaffing van deze wet bekomen.<ref>{{Citeer web|url=http://judaisme.sdv.fr/histoire/historiq/morejud/morejud.htm|auteur=Lazare Landau|titel=Le serment "more judaïco" et son abolition en Alsace|site=Site du judaïsme d'Alsace et de Lorraine|bezochtmaanddag= 27/12/ |bezochtjaar= 2014| taal = fr}}</ref>
Onder [[Lodewijk Filips I van Frankrijk|Lodewijk Filips I]] (1773-1850) kwam het tot een belangrijke wet voor de joodse religieuze gemeenschap: op 1 februari 1831 werd een wet goedgekeurd die voorzag in een toelage van de staatskist voor de uitvoering van de joodse erediensten. De wet van 8 februari 1831 zegt dat alle vertegenwoordigers van de verschillende godsdiensten als evenwaardig beschouwd worden.<ref>{{Citeer web|url=http://www.eglise-etat.org/CulteIsrelite.html|titel=Culte israélite|auteur=Maurice Gelbard|bezochtmaanddag= 27/12/ |bezochtjaar= 2014| taal = fr}}</ref> Deze wet die de drie godsdiensten (katholieken, protestanten en joden) op gelijke voet zette was uitzonderlijk in Europa. Vooral de Joden, die op geen 100.000 geschat werden, hadden nu rabbijnen die een uitkering van de staat ontvingen. Deze unieke situatie leidde tot een bloeiende ontwikkeling van de Franse Joodse gemeenschap in de 19de eeuw met de bouw van diverse synagogen.
Regel 233:
Er werden nieuwe synagoges opgericht zowel op plaatsen waar reeds lange tijd Joodse nederzettingen waren als op locaties waar nieuwe gemeenschappen ontstonden: de grote synagoges in Lyon en Marseille werden gebouwd rond 1864, de grote synagoge de la Victoire in Parijs werd gebouwd vanaf 1867. De Joden werden erkend door de regering voor hun bijdrage tot de vrede en de gelijkheid van rechten.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', blz. 326, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref>
Deze [[Integratie (sociologie)|sociale integratie]] leidde tot een emigratie van vele Joodse families van hun traditionele woonplaats naar de steden.<ref>{{fr}} ''Histoire universelle des Juifs '', blz. 160, Elie Barnavi, uitgeverij Hachette, 1992</ref> In de Elzas betekende dit dat velen gingen verhuizen naar Straatsburg. De kleine steden in het graafschap Venaissin zagen hun Joodse bevolking in grote mate verhuizen naar Marseille. Eenzelfde beweging bestond er in Zuidoost-Frankrijk ten voordele van Bordeaux. Verder trokken vele Joden van gans het grondgebied naar Parijs.<ref>'' Etre juif dans la société Française '', blz. 137, Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, ISBN 2-8587-0017-6</ref>
De nieuwe gelijke rechten leidden tot een [[Culturele assimilatie|assimilatie]] van vele Joden die stilaan hun verdrukte verleden achter zich konden laten. Sommigen konden in dit nieuwe regime een echte carrière ontwikkelen: in het bankwezen kende men ook in Frankrijk de familie [[Rothschild (familie) |Rothschild]] en de familie Péreire.<ref group=N> De familie Péreire was een invloedrijke Joodse familie. Jacob Rodrigue Pereire (11 april 1715 – 15 september 1780) werd geboren in Portugal, vestigde zich vervolgens in Spanje om daarna te emigreren naar Frankrijk. Hij vestigde zich in Bordeaux en verhuisde in april 1749 naar Parijs. Jacob maakte naam als pedagoog voor [[Doofstom|doofstomme]] kinderen. Het waren zijn kleinkinderen Jacob Rodrigue Emile (3 december 1800 – 5 januari 1875) en Isaac Rodrigue (25 november 1806 – 12 juli 1880) die naam maakten als financiers en ondernemers. Ze waren eigenaar van de ''Compagnie du Chemin de fer de Paris à Saint-Germain'' en van ''L’Etablissement thermal de Vichy''. Ze investeerden ook in de Oosternijkse spoorwegen, in hospitalen en in verzekeringen. Ze worden ook genoemd als de financiers van het eerste vliegtuig van [[Clément Ader]]. In Parijs werd een straat naar hen genoemd (Proménade Pereire) en een [[Pereire (metrostation) |metrostation]].</ref> In de politiek hadden we Adophe Crémieux (30 april 1796 – 10 februari 1880) en Achille Fould (17 november 1800 – 5 oktober 1867) en in de kunst Rachel Félix (21 februari 1821 – 3 januari 1858), [[Jacques Offenbach|Jacob Offenbach]] (20 juni 1819 – 5 oktober 1880) en Charles Emile Waldteufel (9 december 1837 – 12 februari 1915)<ref group=N> Charles Emile Lévy Waldteufel was een componist, geboren in Straatsburg op 9 december 1837 en gestorven in Parijs op 12 februari 1915. Hij genoot zijn opleiding in het conservatorium van Parijs. Eén van zijn beroemdste werken is de wals ''les étincelles''.
De Franse Joodse gemeenschap begon zich ook te interesseren in de geloofsgenoten van rond de [[Middellandse Zee]], in het bijzonder de Joden uit de Franse kolonie Frans-Algerije.<ref >'' Etre juif dans la société Française '', blz. 147, Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, ISBN 2-8587-0017-6</ref>
Regel 263:
Dit voorval kreeg uitgebreid aandacht in de pers. De Joden ontdekten hier een nieuwe vorm van antisemitisme: Ze kregen anti-joodse slogans te lezen die de woedende massa gretig overnam. Er waren antisemitische volksopstanden tijdens het proces van Émile Zola en tijdens het tweede proces van Dreyfus in Rennes.<ref >{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'',pg 352, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> Naar aanleiding van deze antisemitische opstoten schreef de Oostenrijks-Hongaarse journalist Theodor Herzl (בנימין זאב) (Pest, 2 mei 1860 – Edlach, 3 juli 1904) zijn werk 'Der Judenstaat' waarin hij voor het eerst de idee voor een onafhankelijke Joodse staat uiteenzette.
Dreyfus werd zelf nog het slachtoffer van een antisemitische aanslag: hij werd verwond tijdens zijn opdracht waarbij hij de as van Émile Zola overbracht naar het [[Panthéon (Parijs)|Panthéon]] in Parijs. De dader kocht zich vrij op zijn proces.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Pagès |voornaam = Alain | datum = 2010|titel=Zola au Panthéon: l'épilogue de l'affaire Dreyfus (pg 59)|uitgever=Presse Sorbonne nouvelle|bezochtdatum = 19/01/2015|isbn=978-2-87854-485-5|taal = fr}}</ref>
De Joden waren niet massaal in opstand gekomen om Dreyfus te verdedigen. [[Léon Blum]] (Parijs, 9 april 1872 – Jouy-en-Josas, 30 maart 1950) schreef in zijn memoires: “Het overheersende gevoel kan je als volgt samenvatten: het was iets waarin de Joden zich niet wilden mengen. ''<ref>{{Citeer boek|achternaam = Philippe |voornaam = Béatrice | datum = 1979|titel=être juif dans la société française (pg 184) |uitgever=Montalba|bezochtdatum = 20/01/2015|isbn=2-8587-0017-6|taal = fr}}</ref>
Regel 296:
[[Bestand:Irene Nemirovsky 25yo.jpg|thumb|left|[[Irène Némirovsky]], wiens familie naar Frankrijk kwam na de Russische revolutie.]]
Na de Eerste Wereldoorlog dachten de Joden uiteindelijk hun doel bereikt te hebben: ze waren volledig geïntegreerd in de Franse samenleving en werden op gelijkwaardige voet behandeld als de katholieken en de protestanten.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Cabanel |voornaam = Patrick | datum = 2004|titel=Juifs et protestants en France, les affinités électives: XVIe-XXIe siècle |uitgever=Fayard|bezochtdatum = 25/01/2015|bladzijdes = 360|taal = fr}}</ref>
[[Bestand:Léon Blum reading.jpg|thumb|Voorzitter van de regering [[Léon Blum]]]]
Tijdens het[[interbellum]] veranderde de Joodse gemeenschap ingrijpend: de [[Revolutie van 1905|Russische revolutie]], de toename van het antisemitisme in Centraal- en Oost-Europa en zelfs het succes van de Alliance israélite universelle die aan de Joden van Griekenland en Turkije de Frans-Joodse cultuur toebrachten en daardoor een sterke migratie richting Frankrijk aanwakkerde leidde tot een aangroei van de Joodse bevolking in Frankrijk tot 200.000 in 1930. De opgang van het nazisme in Duitsland leidde tot een verdere aangroei tot 300.000 Joden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hierbij zijn de 110.000 Algerijnse Joden niet meegeteld.<ref name="B376" />
Regel 310:
De politieke successen van Léon Blum werden door de liga ''‘solidarité française’'' argwanend bekeken.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Philippe |voornaam = Béatrice | datum = 1979|titel=être juif dans la société française (pg 216) |uitgever=Montalba|bezochtdatum = 20/01/2015|isbn=2-8587-0017-6|taal = fr}}</ref> Ze noemden Blum de publieke vijand nummer één.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Joly |voornaam = Laurent | datum = 2006|titel=''La France antijuive de 1936. L’agression de Léon Blum à la Chambre des députés''|uitgever=éditions des equateurs|bezochtdatum = 05/02/2015|taal = fr}}</ref> Ook extreem rechtse parlementsleden en hun omgeving uitten felle kritieken op Blum. [[Xavier Vallat]] verklaarde vanop de tribune van de kamer van volksvertegenwoordigers: “Ons Gallo-Romeinse land zal voor het eerst bestuurd worden door een Jood.”<ref name="B342" /> Het antisemitisme woekerde in het politieke milieu, vooral in de rechtse rangen van de ''Fédération républicaine'', de groep waaruit vicepresident Vallat kwam.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Joly |voornaam = Laurent | datum = 2007|titel= Antisémites et antisémitisme à la Chambre des députés sous la IIIe République, ''Revue d'histoire moderne et contemporaine'', 3/2007, nummer 54, p. 63-90|taal = fr}}</ref>
In 1937 verscheen het werk ''Bagatelles pour un massacre'' van [[Louis-Ferdinand Céline]] waarin de auteur reeds moeilijke tijden voor de Joden voorspelde. Hij schreef: “Ze zullen eerst kapotgemaakt worden, de Joden, en daarna zullen we zien…” (''Qu'ils crèvent, eux, tous d'abord, après on verra''). In november 1938 werd [[Ernst vom Rath]], een raadgever van de Duitse ambassade in Parijs vermoord door [[Herschel Grynszpan]], dit bezorgde [[Adolf Hitler|Hitler]] een voorwendsel om de [[kristalnacht]] te bevelen. Deze gebeurtenissen bezorgden de Franse Joden een gevoel van onrust en ongemak.
De Franse Joden reageerden doorgaans nauwelijks op deze situatie. Er werd nog een nationaal comité voor hulp aan Duitse slachtoffers van het antisemitisme opgericht maar dit werd snel achterhaald. De gemeenschap werd verscheurd door hen die verkozen om zich wat afzijdig te houden tegenover het nazisme, zoals de jonge Edgar Morin (Parijs, 8 juli 1921) en diegenen die opriepen tot verzet waaronder [[Julien Benda]]
== De Tweede Wereldoorlog==
Bij de aankondiging van de Tweede Wereldoorlog werden de Franse Joden net als hun landgenoten [[mobilisatie|gemobiliseerd]] en – zoals in 1914- gaven vele buitenlandse Joden zich op om mee te strijden voor de republiek in de vreemdelingenlegioenen. Naar schattingen zouden 40.000 Joden zich vrijwillig opgegeven hebben om in dienst te treden. Gevluchte Duitse Joden werden gevangengenomen en beschouwd als vijandige staatsburgers.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', hoofdstuk 4, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> Over het algemeen hadden de Joden veel vertrouwen in de slaagkansen van het Franse leger om het [[Nazi-Duitsland|naziregime]] omver te werpen. Een groot aantal Joden, hoofdzakelijk uit de regio Elzas en Moezel gingen op de vlucht voor de Duitsers in de niet bezette zone tot juli 1940.<ref>''Etre juif dans la société Française'', blz. 227, Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, ISBN 2-8587-0017-6</ref>
Op 22 juni 1940 werd er een bestand gesloten tussen de vertegenwoordigers van het derde rijk en de Franse overheid dat moest leiden tot een wapenstilstand tussen beide naties.<ref group = N> Het wapenstilstandsverdrag werd op 22 juni 1940 gesloten tussen Frankrijk en Duitsland : Deze ondertekening vond plaats in een wagon in het woud van Compiègne. De Duitsers hadden deze symbolische plaats uitgekozen omdat op 11november 1918 in exact dezelfde wagon en op dezelfde plaats de wapenstilstand werd ondertekend die een einde bracht aan de eerste wereldoorlog. De wagon, die inmiddels in een Frans museum opgesteld stond werd voor deze gelegenheid uit het museum gehaald. Het verdrag van 22 juni 1940 deelde Frankrijk op in een bezette zone en een vrije zone (geleid door het [[Vichy-Frankrijk|Vichy-regime]]), bepaalde de rechten en plichten van de Franse regering (in beide zones) in ruil voor een wapenstilstand.
===
====
[[Bestand:Statut des Juifs - page 1.jpg|thumb|Tekst over het statuut van de Joden met persoonlijke aantekeningen van Pétain (pg 1). ''Archives Mémorial de la Shoah.'']]
Sinds de zomer van 1940 ging de Duitse ambassadeur in Frankrijk, [[Otto Abetz]], de onteigeningen van rijke Joodse families organiseren.<ref>Jérôme Gautheretn, Thomas Wieder, « De la haine dans l'air », ''Le Monde'', 27 juillet 2010.</ref> Vanaf oktober 1940 nam ook de Franse regering [[Vichy-Frankrijk|Vichy]] anti-Joodse maatregelen. Een wet van 4 oktober 1940 verbood de Joden om bepaalde beroepen uit te oefenen, zoals leerkracht, journalist en advocaat. Deze wet werd voorbereid door [[Raphaël Alibert]] en uitgevaardigd door [[Philippe Pétain]] (volgens een document dat pas in 2010 werd vrij gegeven.<ref>{{Citeer web|url=http://www.lepoint.fr/petain-a-durci-le-texte-sur-les-juifs-selon-un-document-inedit-03-10-2010-1244328_19.php|titel=Pétain a durci le texte sur les Juifs, selon un document inédit| bezochtmaanddag= 17/06/ |bezochtjaar= 2015|taal =fr}}</ref>) De wet liet toe de Joden op te sluiten in speciaal daarvoor ingerichte kampen in afwachting van hun deportatie naar gebieden die door de Duitsers definitief zouden worden geannexeerd zoals de Elzas, Lotharingen en voor sommigen ook België.
|