Nederlands rechtspersonenrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Jean-Pierre Remy (overleg | bijdragen)
als mede
Regel 52:
*de bestuurders van de informele vereniging [[hoofdelijk aansprakelijk]] zijn naast de vereniging voor bepaalde [[rechtshandeling]]en van de informele vereniging.
 
De standaard vereniging bestaat uit een [[bestuur]] en een ledenvergadering. Het bestuur heeft de algehele leiding over de vereniging. Tevens vertegenwoordigt het bestuur de vereniging zowel in als buiten rechte. Een belangrijk element bij de vereniging betreft overeenkomsten tot [[verkrijging]], [[vervreemding]] en [[bezwaring]] van [[registergoederen]] en het aangaan van [[overeenkomst (contract)|overeenkomst]]en waarbij de vereniging zich als [[onderpand|borg]] of als mede schuldenaarmedeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot [[zekerheidstelling]] voor een schuld van een ander verbindt. Dit moet expliciet in de statuten zijn toegestaan, want anders kan de vereniging dat niet. Deze bepaling heeft werking jegens derden en is daarom in de praktijk een belangrijk aandachtspunt. De ledenvergadering wordt gevormd door de leden en bezit bepaalde kernbevoegdheden. In principe benoemt de ledenvergadering het bestuur maar de wet kent hierop een paar uitzonderingen. Tevens zal de ledenvergadering de bevoegdheid hebben tot statutenwijziging.
 
Deze structuur van bestuur en een ledenvergadering is geen verplicht stramien. Bij grotere verenigingen is geregeld sprake van afdelingen en onder verenigingen. Het kan zelfs zo zijn dat van de hoofdvereniging slechts verenigingen lid zijn en geen natuurlijke personen. De wet biedt vrij veel ruimte om deze structuur naar eigen goeddunken in te kleden. Dit kan dan ook behoorlijk ingewikkeld worden in de praktijk. Het uitgangspunt van een bestuur en een algemene ledenvergadering blijft behouden, maar kan op meerdere niveaus worden ingekleed.
Regel 97:
Over stichtingen kan in het algemeen opgemerkt worden dat dit in wezen [[doelvermogen]]s zijn. Belangrijke kenmerken voor de [[stichting]] zijn het niet hebben van leden en het [[uitkeringsverbod]]. In de praktijk zie je nog wel een stichtingen met deelnemers waarbij de vraag is of het niet te veel lijkt op een [[Vereniging (rechtspersoon)|vereniging]]. Op zich is een stichting met deelnemers (eventueel betalend) niet direct een stichting met leden (en dan dus in strijd met de wet). Men behoede zich echter voor een stichting waarbij deelnemers typische bevoegdheden hebben zoals bij een algemene vergadering bij een vereniging (bevoegdheid tot statutenwijziging, benoeming bestuur, vaststelling jaarrekening etc) omdat daarmee het ledenverbod toch wel geraakt wordt. Het uitkeringsverbod houdt in dat de stichting niet ten doel mag hebben het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen (bestuurders etc). Uitkeringen aan anderen mag ook niet tenzij deze uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben.
 
Een stichting hoeft in principe alleen maar een bestuur te hebben. In tegenstelling tot het soort dualisme wat we tegenkomen bij de vereniging, de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap, hoeft bij de stichting dit dualisme dus niet aanwezig te zijn. Het bestuur vervult meer dan bij de andere genoemde rechtsvormen het middelpunt van de stichting. Uiteraard is het mogelijk om met een deelnemersvergadering en/of een [[raad van toezicht]] of iets dergelijks dualisme te creëren, maar verplicht is dit zeker niet. Het bestuur bestuurt de stichting en vertegenwoordigt ook de stichting in en buiten rechte. Een belangrijk element bij de stichting betreft overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of als mede schuldenaarmedeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Dit moet expliciet in de [[statuten]] zijn toegestaan want anders kan de stichting dit niet. Deze bepaling heeft werking jegens [[derden]].
 
Het uitkeringsverbod maakt de stichting in wezen bijzonder. Je zou kunnen zeggen dat [[vermogen (economie)|vermogen]] dat de stichting ingaat er niet meer op dezelfde wijze uitkomt. Een uitkering zal immers moeten beantwoorden aan het doel van de stichting en moet verder voldoen aan hetgeen daarover wettelijk is bepaald. Waar bij de vereniging, de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap bij ontbinding van de rechtspersoon in principe het vermogen aan de leden of de aandeelhouders toekomt, zal bij ontbinding van een stichting het vermogen in principe gebruikt moeten worden voor doeleinden die in overeenstemming zijn met het [[doel (project)|doel]] van de stichting. Daarom wordt ook wel gezegd dat het brengen van vermogen in een stichting er toe leidt dat het vermogen in de [[Dode hand (eigendom)|dode hand]] komt.