Wereldeconomie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pompidom (overleg | bijdragen)
k Link naar doorverwijspagina Deflatie gewijzigd in Deflatie (economie) met DisamAssist.
Label: Misbruikfilter: Leeghalen
Regel 60:
|align="right"| 5,07%
|}
Hoewel er al voor de vijftiende eeuw contacten waren tussen de verschillende beschavingen, ontstond pas vanaf het [[tijdperk van de grote ontdekkingen]] een wereldeconomie waarbij alle economieën steeds intensiever met elkaar in contact stonden. Door {{aut|[[Fernand Braudel|Braudel]]}} werden de eerdere betrekkingen aangeduid als [[wereld-economie]]ën met koppelteken om aan te geven dat deze niet de gehele wereld omspanden, maar economisch autonome delen van de wereld waren.<ref>{{aut|[[Fernand Braudel|Braudel, F.]]}} (1979): ''Civilization and Capitalism, 15th-18th Century. The Perspective of the World''.</ref>
 
[[Bestand:Maddison GDP perc. of World, top 5.jpg|thumb|330px|De [[industriële revolutie]] veranderde de economische verhoudingen drastisch. Meer dan een eeuw zou Azië niet meer de grootste economie zijn.]]
Hoewel [[Europa (werelddeel)|Europa]] vanaf de elfde eeuw bezig was aan een inhaalslag, bleef [[China]] als eerste [[markteconomie]] tot 1800 de grootste economie. Aan het begin van de negentiende eeuw nam China dan ook nog ongeveer een derde van de wereldeconomie voor zijn rekening en [[Azië]] in zijn geheel ongeveer 60%. [[Economische groei]] werd eerder voornamelijk veroorzaakt door [[bevolkingsgroei]]. Hoewel de economische groei gedurende de [[Vroegmoderne Tijd]] met minder dan 0,25% per jaar naar de huidige maatstaven laag was, lag dit aanmerkelijk hoger dan in de voorgaande periodes.
 
De [[industriële revolutie]] bracht in Europa een grote verandering teweeg. Het gebruik van [[fossiele brandstoffen]] doorbrak voor het eerst werkelijk de beperkingen van [[energieopwekking]]. De nieuwe technologieën op het gebied van [[Vervoer|transport]] en [[communicatie]] maakten voor het eerst een wereldomvattende economie mogelijk. Het had ook een economische groei tot gevolg die groter was dan ooit. Tussen 1870 en 1913 groeide de economie met 2-2,5% per jaar, drie keer meer dan in de vijftig jaar daarvoor en zes tot acht keer meer dan in de periode 1500-1800. Inkomens stegen sterker dan ooit, maar dit was wel beperkt tot de geïndustrialiseerde landen. De economieën van de [[Industrialisatie|industrialiserende]] en de niet-industrialiserende landen groeiden daarna sterk uiteen, ook wel aangeduid als de ''[[Great Divergence]]''. Twee [[wereldoorlog]]en en de [[Grote Depressie]] maakten een einde aan deze periode van groeiende economie en [[internationale handel|wereldhandel]]. Met de [[Eerste Wereldoorlog]] kwam een einde aan de periode van [[vrijhandel]] en er werden opnieuw [[handelsbelemmeringen]] ingevoerd. De opmars van de mondialisering kwam tot staan en na de oorlog werkte het streven naar [[Autarkie|zelfvoorziening]] remmend op de groei van de internationale handel.
 
Na de [[Tweede Wereldoorlog]] kwam de laatste grote ommezwaai. De [[Hoogconjunctuur na de Tweede Wereldoorlog|tweede helft van de twintigste eeuw was een lange periode van hoogconjunctuur]]. Tussen 1950 en 1998 werd de wereldeconomie zesmaal zo groot. Hoewel velen niet beter wisten, was er nooit eerder een dergelijke economische groei geweest. Dit was mogelijk door de bevolkingsgroei, de beschikking over goedkope energie en de vooruitgang in de wetenschap en technologie die al eerder was begonnen. [[Systeem van Bretton Woods|Bretton Woods]] lag aan de basis van de economische stabiliteit waardoor bedrijven zich wereldwijd konden vestigen. Met het wegvallen van de [[Bilateraal (staatskunde)|bilaterale]] koloniale handelsbetrekkingen lag de weg vrij voor vrijhandel, wat de economische groei versterkte. De [[economische politiek]] van ''[[laisser faire]]'' werd grotendeels verlaten en vervangen door een [[Keynesianisme|keynesiaanse begrotingspolitiek]] waarbij de overheid de economie stuurde met het fiscale beleid. Hiermee moesten wereldwijde [[recessie]]s gedempt worden om een herhaling van de Grote Depressie en de daaropvolgende oorlog te voorkomen. Voor de westerse landen en Japan lag het hoogtepunt van de groei tussen 1950 en 1973. Na dit gouden tijdperk vlakte de groei in de westerse landen af.
 
Daarbij was sprake van vier grote [[schok (economie)|schok]]ken. De eerste was tijdens de jaren zeventig van de twintigste eeuw. [[Inflatie]] nam sterk toe, het systeem van Bretton Woods werd verlaten en tijdens de [[oliecrisis van 1973]] wist de [[Organisatie van olie-exporterende landen|OPEC]] de [[olieprijs]] sterk te laten stijgen. Waar verminderde economische groei normaal gesproken gepaard zou moeten gaan met [[Deflatie (economie)|deflatie]] was er nu sprake van inflatie, zogenaamde [[stagflatie]].<br />
In de jaren tachtig ontstond de [[Latijns-Amerikaanse schuldencrisis]] nadat deze landen hun buitenlandse schulden niet meer konden betalen. De jaren tachtig waren voor Latijns-Amerika een [[Década perdida|verloren decennium]], maar ook Japan kende in de jaren negentig een [[Verloren decennium (Japan)|verloren decennium]]. De [[Japanse economische crisis]] volgde op een ongekende [[hausse]] van vastgoed- en aandelenprijzen en had een lange periode van deflatie tot gevolg.<br />
De vierde crisis kwam met het [[uiteenvallen van de Sovjet-Unie]]. De plotselinge overgang naar een [[markteconomie]] pakte desastreus uit met een gemiddelde daling van het inkomen van 40% tussen 1990 en 1998. Ondanks deze crises stortte de wereldhandel niet in en bleek het liberale economische systeem opmerkelijk robuust.
 
Azië zag vanaf de jaren zeventig juist een versterkte groei en een wederopstanding na ruim vier eeuwen van [[Economische stagnatie|stagnatie]]. Aanvankelijke [[ontwikkelingsland]]en Singapore, Hong Kong, Taiwan en Zuid-Korea wisten zelfs op te klimmen tot een inkomensniveau dat vergelijkbaar is met Europa.
 
Dat deze inhaalslag niet overal gemaakt kan worden, blijkt vooral in Afrika. Tot 1980 groeiden de inkomens nog op een redelijk niveau, maar daarna trad een stagnatie op. Dit is onder meer te wijten aan een explosieve bevolkingsgroei, een gebrek aan politieke stabiliteit, een gering opleidings- en gezondheidsniveau en een hoge [[schuldenlast]].
 
De [[nieuwe economie]] leek een periode in te luiden van opnieuw grote economische groei, maar deze verwachtingen bleken vooralsnog te optimistisch; in 2007 deed de [[kredietcrisis]] haar intrede, waardoor vooral de [[westerse wereld]] werd getroffen.
 
== Voorwaarden ==