Hugo Rudolph Kruyt: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Klever (overleg | bijdragen)
→‎Levensloop: wat linkjes erbij
Regel 4:
Vanaf 1901 studeerde hij aan de [[Universiteit van Amsterdam]], waar hij [[scheikunde]] studeerde onder [[Hendrik Willem Bakhuis Roozeboom|Bakhuis Roozeboom]], [[J.D. van der Waals]], [[J.J. van Laar]] en [[F.M. Jaeger]]. In 1906 deed hij zijn doctoraal. Hij was toen als assistent van Bakhuis Roozeboom reeds begonnen met zijn promotieonderzoek. Hij promoveerde in 1908 op ''De dynamische allotropie der zwavel''. In 1909 werd Kruyt daar privaatdocent en in [[Groningen (stad)|Groningen]] tijdens de cursus 1910-1911 bovendien tijdelijk lector. In 1912 werd hij lector in de 'fasenleer' (phase theory) in Utrecht, in 1916 buitengewoon hoogleraar, en in 1921 gewoon hoogleraar in de fysische chemie, ook te Utrecht. In 1922 werd hij gekozen als lid van [[Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen]], (KNAW).
 
In het laboratorium te Utrecht richtte hij een aparte afdeling colloïd-chemie[[colloïdchemie]] op. Voor studenten schreef hij een inleiding op dit gebied: "Inleiding tot de physische chemie, de kolloïdchemie in het bijzonder" (1924). Samen met enkele studenten vatte hij zijn onderzoek samen in ''Colloids. A textbook'' (1927). En na de tweede wereld oorlogwereldoorlog publiceerde hij ''Colloid Science'' (1949-1952).
 
Maar Kruyt was niet alleen actief als leraar maar ook als onderzoeker. Hij was een vurig voorstander voor nauwere banden tussen universiteit en maatschappij. Toen hij in 1918 gekozen werd als president van de Nederlandse Chemische Vereniging probeerde hij vertegenwoordigers van de chemische industrie er bij te betrekken. In 1921 werd hij tot erelid benoemd. Na een reis door de USA, in een veel besproken brochure "Hooge School en Maatschappij" (University and Society, 1933), pleitte hij de introductie van enkele elementen van het universitaireAmerikaanse USuniversitaire systeem in Nederland. In de jaren twintig was hij ook lid van een comité ter oprichting van de nationale organisatie, [[Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek|Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek,]] (TNO), en in de dertiger jaren was hij daar president van. Zijn internationale bekendheid resulteerde in de verkiezing als vicepresident en president van thede [[IUPAC|Union Internationale de Chimie Pure et Appliquée]] (1928-1934 respectievelijk 1947-1951). Hij was ook vicepresident en president van thede [[Internationale Raad voor Wetenschappen|International Council of Scientific Unions]] (1937-1945, 1945-1946). In 1940, tijdens het begin van de Duitse bezetting in Nederland, was hij [[rector magnificus]] van de universiteit van Utrecht, waarbij hij zeer voorzichtig handelde om de universiteit open te houden zonder te collaboreren met de bezetters.
 
In 1946 verruilde hij zijn universitaire zetel in Utrecht met het presidentschap van TNO tot zijn pensioen in 1953. Na de oprichting van de [[UNESCO]] hij was enige jaren president van het Nederlandse UNESCO-UNESCO comité (1947-1957).
 
== Publicaties ==