Elektronenbuis: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Richardw (overleg | bijdragen)
k verdwaald tekstfragment; standaardthumbgroottes
Bemoeial (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 220:
De elektronenbuis werd op [[16 november]] [[1904]] gepatenteerd door de Brit [[John Ambrose Fleming]]. De werking van de elektronenbuis is gebaseerd op het [[Thermionische emissie|Edisoneffect]]. De [[gloeilamp]] van Edison had als bijverschijnsel dat de gloeidraad verdampte waardoor het glas zwart werd. In [[1883]] ontdekte Edison dat dit kon worden verhinderd door een metalen plaatje tussen de gloeidraad en het glas, en tevens ontdekte hij dat er een stroom ging lopen als hij het plaatje buiten de gloeilamp verbond met de positieve pool van de gloeidraad, een gevolg van de losgeslagen elektronen van de gloeidraad. Fleming was een van de onderzoekers die dit verschijnsel bestudeerde, en op basis hiervan de eerste diode construeerde en patenteerde. De Amerikaan [[Lee De Forest]] voegde in [[1906]] aan de diode een derde elektrode toe, waardoor de eerste triode een feit was.
 
Door de ontwikkeling van de in [[1947]] uitgevonden [[transistor]] was de elektronenbuis als versterkerelement medio [[1980]] vrijwel geheel verdwenen uit consumentenapparatuur. De transistor is veel compacter, moet niet eerst opwarmen, verbruikt minder energie en produceert minder warmte en gaat langer mee dan de electronenbuiselektronenbuis. De prestaties van electronenbuizenelektronenbuizen verminderen door herhaalde opwarming en afkoeling en zelfs door diffusie van atomair helium uit de omgevingslucht doorheen het glas, dat het gedrag van de electronenelektronen verstoort.
 
Wel worden elektronenbuisversterkers door hun karakteristieke oversturingsgedrag nog veel gebruikt in de muziekindustrie als bijvoorbeeld [[gitaarversterker]] en [[basversterker]]. In zogeheten "audiofiele" [[High fidelity (techniek)|Hi-Fi]]-apparatuur wordt hij nog wel gebruikt, meestal prominent aanwezig boven op de behuizing.