Socialistisch realisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Context: Spelfout gecorrigeerd
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app
wat dingen
Regel 10:
Het Socialistisch Realisme propageerde vooral ook dat kunst voor iedereen begrijpelijk moest zijn.
 
In de Sovjet-Unie, maar later ook in andere Oostbloklanden kregen auteurs die van het socialistisch realisme afweken, hun werk doorgaans niet of moeilijk gepubliceerd. In de jaren zestig en zeventig werden er in een aantal landen wel enkele pogingen gedaan de literatuur 'vrijer' te laten, maar het resultaat schrikte de overheid af, dus iedere periode van relatieve liberalisering werd afgewisseld door een periode van overheidsbemoeienis en censuur. Dissidente auteurs dienden ofwel hun boodschap zodanig te verpakken dat ze enkel voor de goede verstaander begrijpelijk was, ofwel hun werk voor eigen gebruik te houden. Pas in de lateeind jaren 1980tachtig, tijdens [[Glasnostglasnost]], kwam veel dissident werk aan de openbaarheid. Publicaties in het Westen leidden tot die tijd doorgaans tot veel spanningen en controverses in de eigen gelederen.
 
In het Westen zijn elementen van het Socialistisch Realisme terug te vinden in de [[Popart (kunststroming)|Pop-art]] cultuur.
Regel 30:
De proclamatie van het Socialistisch Realisme was feitelijk vijandig ten opzichte van de uitgangspunten van beide partijen. Tegen de idealen van de ASM omdat het Socialistisch Realisme elke vorm van avant-garde – en de gehanteerde definitie daarvan was scherper dan in het Westen zodat ook muziek van Mahler daaronder viel – afwees en als taboe ging cultiveren, anderzijds tegen de idealen van de RAPM omdat deze als amateuristisch werd weggezet wat haaks stond op de professionaliteit die bij de missie van het Socialistisch Realisme hoorde. De nieuwe richtlijnen ondersteunden in feite componisten die geheel op het tweede plan waren geraakt en in de muzikale ontwikkelingen van de 19de eeuw en de oude tradities waren blijven hangen. Deze ideologie werd ook door die conservatieve componisten het hartstochtelijkst ondersteund. Hiertoe behoorden [[Reinhold Glière]], [[Michail Ippolitov-Ivanov]] en [[Sergei Vasilenko]]. Componisten zoals Mjaskovski en [[Anatoli Alexandrov]] veranderden hun stijl (weer) om in de pas te blijven lopen met de officiële richting.
 
Rond 1932 deed de vocale of liedsymfonie haar intrede en kwam tot grote bloei. Het betreft een symfonie met koorzang – soms met één of meerdere solisten – wiens thema’s bewust eenvoudig zijn gehouden. De formele indeling van de klassieke symfonie bleef behouden en herkenbaar. Het bekendste voorbeeld van deze vorm is de 4de symfonie van [[Lev Knipper]], ‘Gedicht voor een Komsomol-strijder’, dat het lied ‘Polyushko-polye’ (‘weide, mijn weide’) bevat. Dit groeide in de Sovjet -Unie tot ééneen van geliefdste massaliederen uit. De nieuwe esthetiek werd echter niet door iedere componist gedragen. [[Dmitri Sjostakovitsj]] componeerde moderne werken met grillige dissonanten zoals zijn 4de symfonie – die hij niet publiceerde – en zijn opera [[Lady Macbeth uit het district Mtsensk]]. In 1936 culmineerde deze ontwikkeling echter tot een ongekende apotheose. Nadat Stalin de bewuste opera gehoord had, verscheen op 28 januari 1936 in de (staats)courant [[Pravda]] een artikel met de naam ‘Chaos in plaats van Muziek’. Dit artikel fulmineerde sterk tegen deze opera en veroordeelde haar muzikale – trombones die een orgasme muzikaal uitbeelden – en scenische inhoud: seks op het toneel en een vrouw die drie mannen vermoordt. De opera werd weggezet als een bedreiging voor de Staat en het artikel bevatte een onverholen bedreiging aan het adres van de componist: ‘Dit spel kan alleen nog slecht aflopen’. In de tijd van de grote zuiveringen was de boodschap van dit artikel voor iedereen duidelijk: componisten die moderne muziek componeerden konden op represailles rekenen. Het gevolg was dat de meeste componisten zich aan de gewenste stroming aanpasten.
 
Toen de [[Tweede Wereldoorlog]] uitbrak was het voor de meesten duidelijk dat er werken werden verwacht die als thema’s strijd, moed en vrijheid omvatten. Naast vele marsen en strijdliederen voor het Sovjetleger ontstonden ook composities in grootse vorm die het patriottische gevoel ondersteunden en aanwakkerden. Mjaskovski’s 22ste symfonie; Sjostakovitsj’s 7de symfonie – de ‘Leningrad’ die onder heroïsche omstandigheden haar première beleefde - en de 2de symfonie van [[Aram Chatsjatoerjan]]. Ook [[Sergej Prokofjev]] nam het patriottische thema op in zijn 6de symfonie uit 1947 waar goed en kwaad elkaar heroïsch bevechten en de uitslag voor de hand ligt. De oorlogsthematiek stelde componisten echter in staat – doordat zij het kwaad met rabiate en progressieve stijlmiddelen konden afschilderen – wat dissonanten te verwerken. Daarbij kwam ook dat er niet zo sterk gelet werd op wat componisten produceerden omdat alle aandacht op de oorlogsinspanningen was gericht.
Regel 38:
Na deze driedaagse vergadering werd op 10 februari 1948 de partijresolutie ‘Over de opera ‘De grote Vriendschap’’ openbaar gemaakt. In deze resolutie werd het woord ‘formalisme’ veelvuldig gebruikt. Alles wat als modern kan worden verondersteld is formalisme, is slecht voor de Sovjet heilstaat, en is dus verboden. Als officiële verklaring werd gesteld dat de muzikale vorm, d.w.z. het construeren van een muziekstuk, bovenal de melodie moest bevatten anders zou zij afglijden naar decadente uitingsvormen zoals [[atonaliteit]]. In direct zin, hun namen werden genoemd, werden de componisten Sjostakovitsj, Prokofjev, Chatsjatoerjan, Shebalin, Popov en Mjaskovski bedoeld. Deze componisten werden openbaar tot schuldbekentenissen gedwongen waarin zij moesten toegeven zich te hebben ingelaten met decadente muziektendensen. Alleen Mjaskovski weigerde een bekentenis uit te spreken.
 
In april 1948 werd een volgende bijeenkomst georganiseerd waarin het formalisme nogmaals op de korrel werd genomen en de componist [[Tichon Chrennikov]] tot de nieuwe hoofdcommissaris van de Componistenvereniging van de Sovjet -Unie werd benoemd. Het resultaat van deze resolutie was een bijna totale draai van componisten naar Sociaal Realistische muziek; er werd daarna een overvloed aan propagandistische massaliederen, cantates, oratoria en symfonieën gecomponeerd. Officieel werden alle met naam genoemde componisten in 1958 (of eerder) gerehabiliteerd, maar zeer consequent werd daar tussen 1948 en 1958 niet mee omgegaan. Mjaskovski’s 27 symfonieën werden in die tien jaar veelvuldig gespeeld. Berispte componisten kregen officiële prijzen terwijl zij in feite in de ban waren gedaan.
 
Naast Sjostakovitsj, die continu tussen hoop en vrees leefde, werd Prokofjev bijzonder zwaar getroffen. Zijn 6de symfonie en 9de pianosonate werden eerst goed ontvangen, maar direct na april 1948 was er een totale draai in de opinie over zijn muziek. Het was nu ‘formalisme van het ergste soort’ en ‘anti-democratisch’. De meeste van zijn werken werden in de ban gedaan en theaters durfden zijn muziek niet meer te programmeren zodat Prokofjevs inkomen wegviel en zijn gezondheid sterk achterui ging (in februari 1948 was zijn vrouw Lina gearresteerd op verdenking van spionage omdat zij geld naar haar moeder in Spanje wilde versturen). Prokofjevs laatste operaproject van dat moment – de opera Semjon Kotko, een opera op een sterk patriottische onderwerp – werd door het [[Kirovtheater]] afgelast. Deze klap, samen met zijn aftakelende gezondheid, zorgde ervoor dat hij zich bijna totaal uit het muziekleven terugtrok. Zijn artsen schreven hem voor dat hij rust moest nemen en hoogstens 2 uur per dag aan muziek mocht werken.
 
Na de Tweede Wereldoorlog werd in de nieuwe socialistische staten van het Oostblok geleidelijk ook de doctrine ingevoerd. Dit veroorzaakte vele problemen omdat de daar verblijvende componisten veelvuldig andere wegen bewandelden en de muziekontwikkeling na 1932 niet de richting van de Sovjet -Unie had gelopen. Daarbij ontwikkelde de DDR zich als beste jongetje van de klas en werd bijvoorbeeld in 1951 [[Paul Dessau]]s opera ‘Die Verurteilung des Lukullus’ in het openbaar sterk bekritiseerd. Rond 1953 was het Sociaal Realisme echter in alle Oostbloklanden officieel beleid.
 
=== Kenmerken ===
Regel 64:
 
=== Enkele voorbeelden ===
In de Sovjet -Unie paste bijna iedere componist zich tussen 1936 en 1960 aan de voorschriften aan. Praktisch bestond er voor niet goedgekeurde werken een uitvoeringsverbod of dirigenten durfden premières en uitvoeringen niet aan.
* Sjostakovitsj stond zeer sceptisch tegenover de doctrine maar zag zich door de harde kritiek in 1936 en 1948 gedwongen tot aanpassingen. Zijn 5de symfonie noemt hijzelf ‘[…] een reactie op terechte kritiek’ maar kenners vinden in zijn muziek voldoende cryptische aanwijzingen waaruit zij menen te kunnen halen dat Sjostakovitsj de kritiek tenminste wilde pareren. Zijn [[oratorium]] ‘Het Lied van de Bossen’ op.81 is echter een strikte aanpassing aan de gewenste muziekstijl. Er moest ook brood op de plank.
* Ook Prokofjev werd in 1948 door het slijk gehaald en paste zich na een gezondheidscrisis aan de kritiek aan. Hij vond zelf al eerder dat hij zijn publiek begrijpelijke(re) muziek moest voorschotelen zodat zijn 5de en 7de symfonie, en zijn oratorium ‘Op Vredeswacht’ op.124 in deze categorie vallen.
Regel 78:
De alleenheerschappij van de gewenste muziekpolitiek hield zeker tot Stalins dood aan. Stalins overlijden viel toevalligerwijs op dezelfde dag als die van Prokofjef. (Dit kwam niet gelegen en daarom werd jarenlang officieel volgehouden dat Prokofjef één dag na Stalin was overleden.) Na Stalins dood werd de doctrine wat milder geïnterpreteerd en toegepast.
 
Toch werden premières van vele composities uitgesteld, gedwarsboomd of met de grootst mogelijke voorzichtigheid benaderd. De première van Sjostakovitsj 13de symfonie veroorzaakte controverse o.m. omdat hij teksten van de dichter [[Yevgeny Yevtushenko]] (die moralist en ‘boudoirdichter’ werd genoemd) op muziek zette. De bas-solist die op de première zou zingen – Boris Gmyrya – trok zich onder partijdruk terug. [[Jevgeni Mravinski]], dé beoogde dirigent voor de première, deed hetzelfde zodat Sjostakovitsj [[Kirill Kondrasjin]] vroeg de première te verzorgen. Dit is slechts een voorbeeld van de manier waarop met een ‘zoon van de Sovjet -Unie’ werd omgegaan. Andere componisten werden ook 20 jaar na Stalins dood nog veelvuldig gedwarsboomd. [[Galina Oestvolskaja]] heeft opgemerkt dat zij componeerde voor het archief.
 
Weinig componisten hadden het lef de officiële weg te weerstaan, vooral ook omdat het hun inkomen – en dus gezin etc. – sterk negatief beïnvloedde. Lev Knipper gooide de handdoek in de ring en produceerde de gewenste vormen in zijn symfonieën om pas 5 jaar voor zijn dood meer experiment in zijn werk toe te staan. Sommige componisten trokken zich ver van de grote muziekcentra terug; sommige vonden troost in alcoholconsumptie. Gavriil Popov, enfant terrible en talent zoals zijn 1ste symfonie uit 1935 laat zien, schreef sporadisch nog in zijn modernistische stijl maar bereikte onder invloed nooit meer de grote artistieke hoogte die hij vermoedelijk had kunnen bereiken. Aleksandr Mosolov, die tot 8 jaar Goelag werd veroordeeld omdat hij dronken uit de componistenbond werd gegooid, paste zich direct aan. (Door interventie van medecomponisten kwam hij na 8 maanden vrij.)
Regel 96:
* Ook de pianist [[Svjatoslav Richter]] had een nauwe samenwerking met Prokofjev, van wie hij de laatste vier pianosonates in première bracht. In 1945 won hij de grote wedstrijd voor uitvoerende kunstenaars uit de hele Sovjet-Unie. Vier jaar later won hij ook de Stalin-prijs en verder vele officiële en officieuze onderscheidingen van het Sovjet-regime. Toch mocht hij jarenlang niet in het buitenland optreden. Pas vanaf 1960 vertrouwde het regime hem genoeg om hem concertreizen buiten de Sovjet-Unie te laten maken. In dat jaar maakte hij zijn [[New York City|New Yorkse]] debuut in [[Carnegie Hall]], met legendarisch succes. Hij kreeg zelfs genoeg vrijheid om de zomers door te brengen in [[Frankrijk]], waar hij vanaf 1964 jaarlijks deelnam aan de ''Fêtes Musicales en Touraine'' in [[Tours (Indre-et-Loire)|Tours]].
* Dirigent [[Jevgeni Mravinski]] was 50 jaar lang – van 1938 tot zijn dood in 1988 - chef-dirigent van het [[Leningrad Philharmonisch Orkest]]. Hij gaf de eerste uitvoering van meerdere symfonieën van Sjostakovitsj, maar wees de première van diens 13de symfonie af. Hij leek als artiest onaangetast door het regime en sprak zich er nooit tegen of voor uit. Zijn tournees door het Westen – rond 1960 reisde hij met het orkest alle belangrijke podia van West-Europa af – werd geëscorteerd door zeker 50 KGB-officieren.
* [[Kirill Kondrasjin]] dirigeerde op de eerste [[Internationale Tsjaikovskiwedstrijd]] in Moskou in 1958 de eerste prijswinnaar [[Van Cliburn]]. Met hem maakte hij een tournee door de [[Verenigde Staten]]. Hiermee werd hij de eerste Russische dirigent die Amerika bezocht tijdens de [[Koude Oorlog]] en de eerste Sovjetkunstenaar die persoonlijk door [[President van de Verenigde Staten|president]] [[Dwight D. Eisenhower|Eisenhower]] op het [[Witte Huis (Washington D.C.)|Witte Huis]] werd ontvangen. Hij was van 1960 tot 1975 chef-dirigent van het prestigieuze [[Filharmonisch Orkest van Moskou]] en leidde de [[première]] van de zeer controversiële [[Symfonie nr. 13 (Sjostakovitsj)|13de symfonie]] ''[[Bloedbad van Babi Jar|Babi Yar]]'' van Sjostakovitsj, waarin [[antisemitisme]] aan de kaak wordt gesteld. In 1978 vroeg hij in [[Amsterdam]] politiek asiel aan. In de Sovjet -Unie zweeg men hem onmiddellijk dood door al zijn platen uit de handel te nemen en radio-uitzendingen ervan te verbieden. Hij werd een veelgevraagd gastdirigent bij West-Europese symfonieorkesten en werd vast benoemd bij het [[Koninklijk Concertgebouworkest|Concertgebouworkest]]. In 1981 overleed hij in Amsterdam.
* Violist [[David Oistrach]] liet zich voor zover bekend nooit negatief over zijn land uit. Hij mocht als cultureel ambassadeur nr. 1 veelvuldig reizen en was het muzikale boegbeeld van de Sovjet-Unie. Tijdens zo'n concertreis overleed hij in 1974, toevallig ook in Amsterdam.
* Dirigent [[Jevgeni Svetlanov]] was jarenlang ook een model-Sovjetburger en mocht daarom waarschijnlijk veelvuldig reizen. Toen Alexander Melik-Pasjajev ontslagen werd als chef-dirigent van het [[Bolsjojtheater]] omdat hij (heel voorzichtig) een democratiseringsvoorstel had geopperd, nam Svetlanov maar al te graag diens plaats in. Hij was van 1965 tot 2000 chef-dirigent van het beroemde [[Academisch Symfonieorkest van de Russische Federatie|Academisch Staats Symfonie Orkest van de USSR]]. Toen voormalige dissidenten een open brief opstelden aan [[Boris Jeltsin]] om hun vreugde te uiten over de nieuw verworven vrijheden, weigerde Svetlanov te tekenen "omdat hij altijd al vrij was geweest". Vreemd was dat hij in 2000 op staande voet ontslagen werd omdat hij ‘te veel tijd in het buitenland doorbracht’, aldus de reden in zijn ontslagbrief. In een open brief, gericht aan [[Vladimir Poetin]], protesteerde hij tegen zijn ontslag. Daarin vergeleek hij zijn eigen lot met dat van de vroegere Sovjet-dissidenten.
Regel 149:
In 1931/2 werd de ‘Held van de Arbeid’ geïntroduceerd. Deze mens was afgeleid van de burger maar was duidelijk iets anders dan de hardwerkende, ‘kleine man’ die in de anonieme werkmassa opging. De arbeidsheld stond met zijn daadkracht boven de anderen op basis van zijn prestaties. Schrijvers werden geacht deze heldenconstructie tot zich te nemen en er over te schrijven; schilders moesten het in beeld brengen. Zo was dit feitelijk een oproep tot kunst, die eerder het ideaal dan de werkelijkheid liet zien. Daarnaast moest het voor het publiek duidelijk zijn dat deze muziek, romans en schilderijen geen verborgen bedoelingen of verhaallijnen hebben.
 
De eerste schilderijententoonstelling die door de Leningrader Vereniging van Kunstenaars – een kunstenaarsgroep die voortging op de principes van de Reizigers – werd georganiseerd vond in 1935 plaats. Onder hen bevonden zich onder meer de schilders Pjotr Buchkin, Rudolf Frentz, [[Isaak Brodski]], een leerling van [[Ilja Repin]], en [[Kazimir Malevitsj]]. Zij werden de oprichters van de zgn.zogenoemde Leningrader school en hun werken werden uiteindelijk de basis van ééneen van de grootse museumcollecties van Sovjet-schilderkunst van de jaren 1930–19501930-1950.
 
In 1932 werd het Leningrader Instituut van Proletarische Visuele Kunst omgedoopt tot het Instituut voor Schilderkunst, Beeldhouwkunst en Architectuur. Dit betekende dat ééneen van de elementen van de Leningrader school, namelijk een professionelere kunstopleiding binnen een uniforme vereniging voor Leningrader artiesten, gerealiseerd kon worden. In 1934 werd Brodski directeur van dit instituut. Brodski wist vermaarde pedagogen en schilders aan het instituut te binden, waardoor het kunstzinnig niveau sterk steeg. Kunsttentoonstellingen die tussen 1935 en 1940 werden georganiseerd lieten niet alleen schilderijen zien waarbij de schilder zich aan de ‘sociale orde’ had aangepast, maar waren in de landschappen, portretten en genrestukken vrij van iedere ideologie. Net als aan componisten werden eisen gesteld aan schilders en schilderkunst. De gewone arbeider moest een verheven arbeider worden. Of hij nu in een fabriek werkte of op het land, zijn werk en prestatie moesten bewondering wekken. Daarbij was het vereist dat de idealen en de doelen van het [[communisme]] duidelijk tot uiting kwamen.
 
Het uiteindelijke doel was wat Lenin noemde ‘een geheel nieuwe mens: de nieuwe Sovjet mens’. Stalin beschreef de beoefenaars van het socialistisch realisme als ‘ingenieurs van de ziel’. Het realistisch element is uiterst belangrijk. De arbeider moest het liefst worden uitgebeeld met zijn gereedschap in de hand, breed glimlachend, noest arbeidend – mannen zijn gespierd en breedgeschouderd, vrouwen ‘goed gevuld’; het weer moest goed zijn en de velden uitbundig vol met rijpe oogst; de kleuren helder en contrastrijk. Schilderkunst moest vol van geluk en gezondheid zijn, drukke industriële bedrijvigheid uitbeelden en lachende groepjes schoolkinderen waren alom aanwezig. De kunstenaar mocht het leven niet portretteren zoals hij het zag. Alles wat er ondanks het communisme niet zo best uit zag, moest worden weggelaten. Alle schoolkinderen hebben boeken, terwijl er in werkelijkheid vaak maar twee taalboeken per klas waren en er een tekort aan papier was. Dit weglaten van de werkelijkheid was een scherpe trendbreuk met de aristocratische kunst die onder het tsaristisch tijdperk en de tijd daarvoor werd gepresenteerd. Vergeleken met de breed georiënteerde variaties die er in de westerse schilderkunst van de 20ste eeuw te zien waren, leverde de Sovjet schilderkunst een voorspelbare hoeveelheid producten van gelijkvormige aard op.
Regel 157:
Gedurende de Stalin-periode werden talloze heroïsche portretten van de leider gemaakt die zijn betrokkenheid met de arbeider tentoon spreidde. In relatie tot de boerenbevolking was dit een pure falsificatie: hij interesseerde zich totaal niet voor hen en liet ze massaal verhongeren, deporteren en neerschieten. De schilders [[Aleksandr Dejneka]] (met ‘De Verdediging van Petrograd’, ‘De Verdediging van Sebastopol’ en verschillende op voetbal geïnspireerde doeken) en [[Yuri Pimenov]] (met ‘Nieuw Moskou’ en ‘Een Bruiloft in Morgenstraat’) kunnen gezien worden als schilders die socialistisch realisme en impressionisme mengden en zich enigszins tegen dit beeld keerden.
 
Westerse critici beschreven de principes van de socialistisch realistische schilderkunst met ‘meisje ontmoet tractor’ of ‘communistische kitsch’. Ze zou alleen politieke doelen dienen, eenzijdig in vorm zijn en artistieke waarde ontberen. Net als in de muziek zijn er in de schilderkunst vele als waardevol erkende werken. Er werd een veelheid aan onderwerpen aangesneden die met zeer veel verschillende technieken werden gemaakt. In de jaren dat de schilderkunst Socialistisch Realistisch moest zijn veranderde de thematiek veelvuldig. De Tweede Wereldoorlog, de dood van Stalin, de dooi onder [[Chroesjtsjov]] en de relatieve vrijheid onder [[Brezjnev]] werden door kunstenaars gebruikt de grenzen van de eisen te verkennen. Na de dood van Stalin kwam bv. een schilderstijl op die de naam ‘Ernstige Stijl’ kreeg. (Russisch: Строгий стиль; Engels: Severe Style). [[Gelij Korzjev]] was ééneen van de exponenten van deze stijl. Deze stijl kwam op als tegenreactie. De glanzende, hyperrealistische – soms naïeve – stijl, bv.bijvoorbeeld in het schilderij ‘Een''Een brief van het front’front'', van [[Alexander Laktionov]], van de jaren na de Grote Vaderlandse Oorlog werd hier stilistisch bekritiseerd. Veel kunstenaars werkten niet alleen voor de Staat maar ook voor zichzelf. Impressionisme en expressionisme bloeiden, soms gedeeltelijk ondergronds, vaker binnen privécirkels.
 
<gallery widths="150" heights="150" caption="Socialistisch Realistisch schilderkunst">
Regel 192:
* [[Christa Wolf]]
 
De [[Roman (literatuur)|roman]] Mat’ (Мать)(de moeder, 1906/7) van de schrijver [[Maksim Gorki]] wordt over het algemeen als de eerste socialistisch realistische roman gezien. In deze roman wordt een proletarische fabrieksarbeider als held neergezet. Gorki’s stijl is na 100 jaar echter verouderd te noemen. Met zijn essay ‘Het Socialistisch Realisme’ betoonde hij zich een groot aanhanger van deze stroming en legde er ééneen van de fundamenten voor: het simpele verhaal zonder dubbele bodems. Andere belangrijke werken in het genre zijn [[Fjodor Gladkov]]’s Sementt’ (Cement, 1925); [[Nikolaj Ostrovski]]’s Kak zakalyalas' stal' (Как закалялась сталь)(Hoe het staal gehard werd, 1932/4); [[Michail Sjolochov]]’s Tichij Don (Тихий Дон)(De stille Don, 1928/40, [[Nobelprijs]] 1965), een vierdelig magnum opus dat door Ivan Dzerzhinski tot een opera werd bewerkt; [[Yuri Krimov]]’s Tanker ‘Derbent’ (1938, ook verfilmd en in het Nederlands vertaald) waarin een gewone communist discipline brengt tussen een ongeregeld stelletje scheepsbemanning. Ook buiten de Sovjet -Unie waren schrijvers socialistisch realistisch geëngageerd: Martin Andersen Nexø in Denemarken en Louis Aragon in Frankrijk.
De censuur was hevig en vele schrijvers werden gedwarsboomd en vervolgd, kregen publicatieverboden en werden bedreigd. Overbekende voorbeelden zijn de schrijvers [[Boris Pasternak]] en [[Aleksandr Solzjenitsyn]]. Waarom bv. een roman als [[Dokter Zjivago]] (1955) verboden werd, kunnen we eenvoudig analyseren met behulp van de 4 regels voor Socialistisch Realisme die de Staat al in 1934 neerlegde. Werken (ongeacht welke) moesten:
*'''Proletarisch zijn''': kunst die relevant is voor arbeiders en door hen begrepen kan worden.