Normandische verovering van Engeland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Spco-mark (overleg | bijdragen)
aartbisschop -> aartsbisschop
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
In 1002 trad koning [[Ethelred II|Æthelred II van Engeland]] in het huwelijk met [[Emma van Normandië|Emma]], de zuster van [[Richard II van Normandië]]<ref name=Unready54>{{Aut|A. Williams}}, ''Æthelred the Unready: The Ill-Counselled King'', Londen, 2003, p. 54.</ref> Hun zoon [[Eduard de Belijder]], die vele jaren in [[ballingschap]] in Normandië leefde, erfde in 1042 de Engels troon.<ref name=Ruling3>{{Aut|R. Huscroft}}, ''Ruling England 1042–1217'', Londen, 2005, p. 3.</ref> Dit leidde tot het ontstaan van een krachtige Normandisch belang in de Engelse politiek, dit aangezien Eduard zwaar op zijn voormalige gastheren leunde. Hij haalde Normandische hovelingen, militairen en geestelijken naar Engeland en benoemde zij deze in machtsposities, met name in de [[katholicisme|kerk]]. Kinderloos en in conflict verwikkeld met de formidabele [[Godwin van Wessex]] en diens zonen, heeft Eduard misschien ook hertog Willem van Normandiës ambities op de Engelse troon aangemoedigd.<ref name=Unification86>{{Aut|P. Stafford}}, ''Unification and Conquest: A Political and Social History of England in the Tenth and Eleventh Centuries'', Londen, 1989, pp. 86-99.</ref>
 
Toen koning Eduard in het begin van 1066 stierf, leidde het ontbreken van een duidelijke erfgenaam tot een omstreden opvolging, waarin meerdere kandidaten aanspraak maakten op de Engelse troon.<ref name=Death167>{{Aut|N. Higham}}, ''The Death of Anglo-Saxon England'', Stroud, 2000, pp. 167-181.</ref> Eduards directe opvolger werd de [[Graaf van Wessex|earl van Wessex]], [[Harold II van Engeland|Harold Godwinson]], de rijkste en machtigste van de Engelse aristocraten. Harold werd tot koning gekozen door de [[Witenagemot]] van Engeland. Hij werd gekroond door [[Ealdred]], de [[aartsbisschop van York]], hoewel Normandische propaganda later beweerde dat de ceremonie werd geleid door [[Stigand]], de [[canoniek recht|niet-canoniek]] verkozen [[aartsbisschop van Canterbury]].<ref name=Death167 /Death167Walker136><ref{{Aut|N. Higham}}, ''The Death of Anglo-Saxon England'', Stroud, 2000, pp. 167-181, name=Walker136>{{Aut|I. Walker}}, ''Harold the Last Anglo-Saxon King'', Gloucestershire, 2000, pp. 136-138.</ref> Harold werd onmiddellijk uitgedaagd door twee machtige naburige heersers.
 
Hertog Willem van Normandië beweerde dat koning Eduard hem de troon had beloofd en dat Harold had gezworen dat hij het hiermee eens was;<ref name=BatesWilliam73>{{Aut|D. Bates}}, ''William the Conqueror'', Stroud, 2001, pp. 73-77.</ref> Koning [[Harald III van Noorwegen]], algemeen bekend als Harald Hardrada, betwistten ook de opvolging. Zijn aanspraak op de troon was gebaseerd op een overeenkomst tussen zijn voorganger [[Magnus I van Noorwegen]] en de eerdere Engelse koning, [[Hardeknoet]], waarbij was afgesproken dat indien een van beide zonder erfgenaam zou sterven, de andere zowel Engeland als Noorwegen zou erven.<ref name=Death188>{{Aut|N. Higham}}, ''The Death of Anglo-Saxon England'', Stroud, 2000, pp. 188-190.</ref><ref> Hardeknoet was de zoon van koning [[Knoet de Grote]] en Emma van Normandië, en was dus een halfbroer van Eduard de Belijder. Hij regeerde van 1040-1042, en stierf kinderloos.</ref><ref name=Hardeknoet>Zie ook: {{Aut|S. Keynes}}, art. Harthacnut, in {{Aut|M. Lapidge - J. Blair - S. Keynes - D. Scragg}} (edd.), ''Blackwell Encyclopaedia of Anglo-Saxon England'', Malden, 2001, pp. 229–230.</ref> Hardeknoets vader, [[Knoet de Grote]] had Æthelreds zoon [[Edmund II van Engeland|Edmund Ironside]] verslagen en in 1016 de Engelse troon opgeëist. Hij was in het huwelijk getreden met Æthelreds weduwe, Emma.<ref name=Conquest84>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 84.</ref> Na de dood van Hardeknoet in 1042, was Magnus gestart met de voorbereidingen voor een invasie van Engeland. Deze werden pas na zijn dood in 1047 gestopt.<ref name=Stenton423>{{Aut|F.M. Stenton}}, ''Anglo-Saxon England'', Oxford, 1971<sup>3</sup>, pp. 423-424.</ref>
 
Willem van Normandië en Harald Hardrada begonnen meteen met het verzamelen van de benodigde troepen en schepen voor een invasie van Engeland.<ref name=Ruling12>{{Aut|R. Huscroft}}, ''Ruling England 1042–1217'', Londen, 2005, pp. 12-14.</ref>
Regel 26:
==Tostig Godwinsons invallen en de Noorse invasie ==
{{Zie hoofdartikel|slag van Stamford Bridge}}
In het begin van 1066 voerde Harolds uit Northumbria verbannen broer [[Tostig Godwinson]] overvallen op de Zuidoost-Engelse kust uit met een vloot die hij in het [[graafschap Vlaanderen]] had geworven. Deze vloot werd later nog aangevuld met schepen uit de [[Orkney-eilanden]].<ref> Tostig, die [[graaf van Northumbria]] was geweest, werd aan het eind van het jaar 1065 met een Northumbrische opstand geconfronteerd. Nadat koning Eduard de zijde van de rebellen had gekozen, ging Tostig in ballingschap in Vlaanderen.</ref> Bedreigd door Harolds vloot begaf Tostig zich met zijn vloot naar het noorden en voerde daar overvallen uit op de kust van [[East Anglia]] en [[Lincolnshire (graafschap)|Lincolnshire]], maar hij werd naar zijn schepen teruggedreven door de broers [[Edwin van Mercia]] en [[Morcar van Northumbria]]. Verlaten door de meeste van zijn volgelingen, trok hij nu naar [[koninkrijk Schotland|Schotland]], waar hij in de zomer van 1066 verse troepen wierf.<ref name=Harold144>{{Aut|I. Walker}}, ''Harold the Last Anglo-Saxon King'', Gloucestershire, 2000, pp. 144-145.</ref><ref> Van de koning van Schotland, [[Malcolm III]] wordt gezegd dat hij en Tostig gezworen broeders zouden zijn geweest, zie: {{Aut|F.M. Stenton}}, ''Anglo-Saxon England'', Oxford, 1971<sup>3</sup>, pp. 578–580.</ref> Intussen bracht koning Harold Godwinson de zomer aan de zuidkust van Engeland door met een groot leger en vloot. Hij wachtte daar tot het moment dat Willem van Normandië zijn invasie in Zuid-Engeland zou uitvoeren om dan zo snel mogelijk zelf in actie te komen. Het grootste deel van zijn troepen bestond echter uit milities en het oogstseizoen kwam eraan. De krijgers moesten thuis hun gewassen gaan oogsten of daar tenminste toezicht op gaan houden. Hierdoor werd Harald gedwongen zijn leger op 8 september te ontbinden.<ref name=Harold145>{{Aut|I. Walker}}, ''Harold the Last Anglo-Saxon King'', Gloucestershire, 2000, pp. 144-150.</ref>
 
Koning Harald Hardrada viel Noord-Engeland in het begin van september binnen. Hij beschikte over een vloot van meer dan 300 schepen en ongeveer 15.000 man man. Haralds leger werd nog verder versterkt door de troepen van Tostig, die na zijn eerdere avonturen zijn steun gaf aan de poging van de Noorse koning om de Engelse troon te bemachtigen. Oprukkend naar York, slaagde de Noren er in deze stad te bezetten na eerst op 20 september tijdens de [[slag bij Fulford]] een noord-Engels leger onder leiding van de graven Edwin van Mercia en Morcar van Northumbrië te hebben verslagen.<ref name=Harold154>{{Aut|I. Walker}}, ''Harold the Last Anglo-Saxon King'', Gloucestershire, 2000, pp. 154-158.</ref> De twee graven waren onmiddellijk naar de plaats van de Noorse invasie getrokken om daar de Noorse strijdkrachten tegemoet te treden. Zij hadden niet gewacht totdat koning Harold uit het zuiden had kunnen komen. Hoewel Harold II van Engeland met Edwin en Morcars zuster, [[Ealdgyth, dochter van Earl Ælfgar|Ealdgyth]], was getrouwd, is het mogelijk dat de twee graven Harold wantrouwden en vreesden dat de koning van plan was Morcar te vervangen door zijn broer Tostig. Het eindresultaat was dat hun troepen werden vernietigd en dat het Noord-Engelse leger niet meer in staat was om verder deel te nemen aan de rest van de campagnes van 1066, hoewel de twee graven zelf de strijd overleefden.<ref name=Marren65>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, pp. 65-71.</ref>
Regel 36:
William organiseerde een grote invasievloot. Zijn leger verzamelde hij uit Normandië en uit geheel Noord-Frankrijk, daaronder ook grote contingenten uit [[Hertogdom Bretagne|Bretagne]] en [[Graafschap Vlaanderen|Vlaanderen]].<ref name=Bates79 /> Hij verzamelde zijn troepen bij [[Saint-Valery-sur-Somme]]. Rond 12 augustus was hij klaar om het Kanaal over te steken.<ref name=Douglas192>{{Aut|D.C. Douglas}}, ''William the Conqueror: The Norman Impact Upon England'', Berkeley, 1964, p. 192.</ref> De exacte aantallen en de samenstelling van Willems strijdmacht is onbekend.<ref name=Gravett20>{{Aut|C. Gravett}}, ''Hastings 1066: The Fall of Saxon England'' (''Campaign'' 13), Oxford, 1992, pp. 20-21.</ref> Een eigentijds document beweert dat William over 726 schepen kon beschikken, maar dit grote aantal kan overdreven zijn geweest.<ref name = Bennett25>{{Aut|M. Bennett}}, ''Campaigns of the Norman Conquest'' (''Essential Histories''), Oxford, 2001, p. 25.</ref> Aantallen troepen die door contemporaine schrijvers werden gegeven zijn meestal sterk overdreven; zij lopen uiteen van 14.000 tot 150.000 man.<ref name = Lawson163>{{Aut|M.K. Lawson}}, ''The Battle of Hastings: 1066'', Stroud, 2002, pp. 163-164.</ref> Moderne historici hanteren een ander scala van schattingen voor de omvang van Willems strijdmacht: 7.000-8.000 mannen, waarvan 1.000-2.000 [[cavalerie]];<ref name=Bennet26>{{Aut|M. Bennett}}, ''Campaigns of the Norman Conquest'' (''Essential Histories''), Oxford, 2001, p. 26.</ref> 10.000-12.000 man;<ref name =Lawson163/> 10.000 man, waarvan 3.000 van hen cavalerie;<ref name=Marren89>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, pp. 89-90.</ref> of 7.500 man.<ref name=Gravett20/>
 
Het leger zou hebben bestaan uit een mix van [[cavalerie]], [[infanterie]] en [[boogschieten|boogschutters]] of [[kruisboog]]schutters, met ongeveer gelijke aantallen cavalerie en boogschutters. De helft van het aantal manschappen bestond uit infanterie.<ref name=Gravett27>{{Aut|C. Gravett}}, ''Hastings 1066: The Fall of Saxon England'' (''Campaign'' 13), Oxford, 1992, p. 27.</ref> Hoewel latere lijsten van [[metgezellen van Willem de Veroveraar]] bewaard zijn gebleven, zijn de meeste daarvan aangevuld met extra namen; van slechts ongeveer 35 personen kan op betrouwbare wijze worden geclaimd dat zij Willem van Normandië bij Hastings hebben vergezeld.<ref name=Gravett20/><ref>{{Aut|C. Gravett}}, ''Hastings 1066: The Fall of Saxon England'' (''Campaign'' 13), Oxford, 1992, pp. 20-21; {{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, pp. 107-108: "Van deze 35 is van 5 bekend dat zij in de strijd zijn omgekomen - Robert van Vitot, Engenulf van Laigle, Robert FitzErneis, Roger zoon van Turold en Taillefer."</ref>
 
De chroniqueur [[Willem van Poitiers]] meldt dat Willem van Normandië toestemming van [[paus Alexander II]] kreeg voor de invasie; dit werd aangeduid door een pauselijke banier. Daarnaast kreeg hij ook diplomatieke steun van andere Europese heersers. Hoewel Alexander zijn pauselijke goedkeuring gaf nadat de verovering was gelukt, zijn er geen andere bronnen die over pauselijke steun voorafgaande aan de invasie reppen.<ref>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 120-123: "Het [[tapijt van Bayeux]] toont mogelijk een pauselijke banier die door Willems troepen wordt gedragen, maar deze banier wordt als zodanig in het tapijt niet genoemd."</ref> Willems leger verzamelde zich in de [[zomer]] terwijl er ondertussen in Normandië een invasievloot werd gebouwd. Hoewel zowel leger als vloot begin augustus gereed waren, zorgde volgens de officiële lezing tegenwind ervoor dat de schepen pas eind september uit Normandië konden vertrekken. Waarschijnlijk waren er echter andere redenen voor deze vertraging, waaronder rapporten van inlichtingendiensten uit Engeland die onthulden dat Harolds troepen langs de Engelse zuidkust werden ingezet. Willem zou er de voorkeur aan geven hebben om de invasie te vertragen totdat hij verzekerd was van een ongehinderde landing.<ref name=Huscroft120> {{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 120-123.</ref>
Regel 43:
De Normandiërs staken een paar dagen na de overwinning van Harolds over naar Engeland. Mede omdat Harold zeemacht nu verspreid was, hadden zij een rustige overtocht. Op 28 september landden zij bij [[Pevensey]] in [[Sussex (graafschap)|Sussex]]. In [[Hastings (Engeland)|Hastings]] liet Willem een houten kasteel opzetten. Van daaruit werden plundertochten in de nabije omgeving uitgevoerd.<ref name=Bates79>{{Aut|D. Bates}}, ''William the Conqueror'', Stroud, 2001, pp. 79-89.</ref> Dit zorgde voor de benodigde aanvoer van proviand voor mens en paard. Aangezien een groot deel van de omringende landerijen in eigendom was van Harold en zijn familie, verzwakten deze plundertochten Willems tegenstander en maakten zij de kans groter dat Harold zou aanvallen met als doel om zo snel mogelijk een einde aan deze plundertochten te maken.<ref name=Marren98>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, p. 98.</ref>
 
Nadat Harold zijn broer Tostig en koning Harald Hardrada bij Stamford had verslagen, liet hij een groot deel van zijn strijdmacht, met inbegrip van de legers van Morcar en Edwin, in het noorden achter en marcheerden hij met de rest van zijn leger naar het zuiden om de dreigende Normandische invasie het hoofd te bieden.<ref name=Carpenter72>{{Aut|D. Carpenter}}, ''The Struggle for Mastery: The Penguin History of Britain 1066–1284'', New York, 2004, p. 72.</ref> Het is onduidelijk wanneer Harold precies van Willems landing in het zuiden hoorde, maar dit was waarschijnlijk pas na zijn overwinning in het noorden, toen hij al op weg terug was naar het zuiden. Harold stopte in Londen ongeveer een week voordat hij Hastings bereikte. Het is dus waarschijnlijk dat hij de tweede week gebruikte om naar het zuiden te marcheren. Voor de bijna 320 kilometer van het noorden naar Londen legde hij gemiddeld ongeveer 43drieënveertig kilometer per dag af.<ref name=Marren93Marren93Huscroft124>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, p. 93.</ref>.<ref, name=Huscroft124>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 124.</ref>
 
Hoewel Harold probeerde om de Normandiërs te verrassen, meldden Willems verkenners de aankomst van het Engelse leger bijtijds aan de hertog. De exacte gebeurtenissen voorafgaand aan de slag zijn onduidelijk, met tegenstrijdige verklaringen in de bronnen, maar allemaal zijn zij het er over eens dat Willem zijn leger vanuit zijn houten kasteel leidde en zijn leger in de richting van de vijand liet optrekken.<ref name=Lawson180>{{Aut|M.K. Lawson}}, ''The Battle of Hastings: 1066'', Stroud, 2002, pp. 180-182.</ref> Harold had een defensieve positie betrokken op top van Senlac Hill (het tegenwoordige [[Battle]] in het graafschap [[East Sussex]]), ongeveer 10 kilometer van het kasteel van Willem bij Hastings.<ref name=Marren99> {{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, pp. 99-100.</ref>
 
Over de omvang en de samenstelling van Harolds leger zijn geen betrouwbare, eigentijdse bronnen overgeleverd. Twee Normandische bronnen geven cijfers van een leger van respectievelijk 1,2 miljoen en 400.000 man, maar dat is natuurlijk flauwekul.<ref name=Lawson128>{{Aut|M.K. Lawson}}, ''The Battle of Hastings: 1066'', Stroud, 2002, p. 128.</ref> Hedendaagse historici zijn met cijfers gekomen die variëren van 5.000 tot 13.000 man voor Harolds leger bij Hastings,<ref name=Lawson130>{{Aut|M.K. Lawson}}, ''The Battle of Hastings: 1066'', Stroud, 2002, pp. 130-133.</ref> de meeste schattingen zijn het echter eens over een aantal van de tussen de 7.000 en 8.000 Engelse troepen.<ref name=Gravett28Gravett28Marren105>{{Aut|C. Gravett}}, ''Hastings 1066: The Fall of Saxon England'' (''Campaign'' 13), Oxford, 1992, pp. 28-34.</ref><ref, name=Marren105>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, p. 105.</ref> Deze mannen zouden een mix zijn geweest van de ''[[fyrd]]'', de militie die voornamelijk was samengesteld uit voetvolk, en de ''[[Húskarl|huiskerels]]'', de persoonlijke troepen van de koning en andere hoge edelen. Ook zij vochten voornamelijk te voet. Het belangrijkste verschil tussen de twee zat hem in hun bescherming tegen schot- en steekwonden; de ''huiskerels'' waren beter beschermd dan de ''fyrd''. Hoewel er wel een kleine groep bij de slag aanwezig was, lijkt het Engelse leger niet veel gebruik te hebben gemaakt van boogschutters.<ref name=Gravett28>{{Aut|C. Gravett}}, ''Hastings 1066: The Fall of Saxon England'' (''Campaign'' 13), Oxford, 1992, pp. 28-34.</ref> Van weinig individuele Engelsen is bekend dat zij bij Hastings hebben gevochten; de meest bekende zijn wel Harolds broers [[Gyrth]] en [[Leofwine Godwinson|Leofwine]].<ref name=Gravett20 /> Van 18 andere genoemde personen kan redelijkerwijs worden aangenomen dat zij in het leger van Harold hebben gevochten tijdens de slag bij Hastings, daaronder nog twee andere familieleden van Harold.<ref name = Marren107>{{Aut|P. Marren}}, ''1066: The Battles of York, Stamford Bridge & Hastings'' (''Battleground Britain''), Barnsley, 2004, p. 107. Van deze genoemde personen stierven er acht in de slag - Harold, Gyrth, Leofwine, Godric de sheriff, Thurkill van Berkshire, Breme, en iemand die alleen wordt genoemd als de "zoon van Helloc".</ref>
 
===Hastings===
Regel 82:
 
===Deense troebelen===
In 1070 kwam Sven II van Denemarken in Engeland aan om persoonlijk het leiderschap van de vloot op zich te nemen. Hij zegde de eerdere toezegging om naar Denemarken terug te keren op, en stuurde toepen naar [[the Fens]] om zijn krachten te bundelen met die van de Engelse rebellen onder leiding van [[Hereward de Wakende]],<ref name=HerewardDNB>Hoewel zijn [[bijnaam]] "Wake" volgens sommige is afgeleide van de "Wakende", dateert het eerste gebruik van dit [[epitheton]] uit het midden van de 13e eeuw. Het is dus onwaarschijnlijk dat het gebruik van deze bijnaam eigentijds was.</ref><ref name=HerewardDNB>{{Aut|D. Roffe}}, art. Hereward (fl. 1070–1071), in ''Oxford Dictionary of National Biography'' (2004).</ref> die zijn basis had op het [[Isle of Ely]]. Sweyn accepteerde echter al snel een verdere betaling van [[Danegeld]] door Willem, en keerde naar huis terug.<ref name=Douglas221>{{Aut|D.C. Douglas}}, ''William the Conqueror: The Norman Impact Upon England'', Berkeley, 1964, pp. 221-222.</ref>
 
Na het vertrek van de Denen bleven de rebellen uit het Fenland actief. Zij werden beschermd door de moerassen, waarin zij verbleven. In het begin van 1071 was er een laatste uitbarsting van rebellenactiviteit in dit gebied. Edwin en Morcar keerden zich weer tegen Willem, en hoewel Edwin snel werd verraden en nu werd vermoord, bereikte Morcar de plaats [[Ely (Verenigd Koninkrijk)|Ely]], waar verbannen rebellen, die per boot over de Noordzee vanuit Schotland waren gekomen, zich bij Morcar en Hereward aansloten. Willem kwam met een leger en een vloot om deze laatste plaats van verzet te breken. Na enkele kostbare mislukkingen slaagden de Normandiërs er in om een [[ponton]] te bouwen en zo het eiland van Ely te bereiken. Zij versloegen de rebellen in het bruggenhoofd en bestormden het eiland. Dit markeerde het effectieve einde van het Engelse verzet.<ref name=Williams49>{{Aut|A. Williams}}, ''The English and the Norman Conquest'', Ipswich, 2000, pp. 49-57.</ref> Morcar werd gevangen genomen en voor de rest van zijn leven opgesloten; Hereward kreeg vergeving en zijn landerijen werden aan hem teruggegeven.<ref name=Huscroft146>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 146-147.</ref>
Regel 110:
===Bestuurlijke systemen===
[[Bestand:Domesday book--w.jpg|thumb|Bladzijde uit de [[graafschap Warwickshire|Warwickshire]] sectie van het [[Domesday Book]].]]
Voordat de Normandiërs kwamen was het Angelsaksische regeringssysteem geavanceerder dan dat in Normandië zelf.<ref name=Thomas59Thomas59Conquest187>{{Aut|H.M. Thomas}}, ''The Norman Conquest: England after William the Conqueror'' (''Critical Issues in History''), Lanham, 2007, p. 59.</ref><ref, name=Conquest187>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 187.</ref> Geheel Engeland was in administratieve eenheden verdeeld die [[Shire (gebiedsnaam)|shire]]s werden genoemd. Deze shires waren zelf ook weer onderverdeeld; het koninklijk hof was het centrum van de regering. Koninklijke hoven hadden de plicht om de rechten van vrije mannen veilig te stellen.<ref name=Govern176>{{Aut|H.R. Loyn}}, ''The Governance of Anglo-Saxon England, 500–1087'', Stanford, 1984, p. 176.</ref> Shires werden bestuurd door ambtenaren die bekend stonden als shire-[[reeve (Engeland)|reeve]]s of later verkort [[sheriff]]s.<ref name=Thomas60>{{Aut|H.M. Thomas}}, ''The Norman Conquest: England after William the Conqueror'' (''Critical Issues in History''), Lanham, 2007, p. 60.</ref> De meeste middeleeuwse overheden waren altijd onderweg, zij hielden bij voorkeur daar zitting waar het weer, de voedselsituatie of andere zaken op dat moment het gunstigst waren.<ref name=Conquest31>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 31.</ref> Engeland had al voor Willems verovering een permanente treasury, die gevestigd in [[Winchester (Hampshire)| Winchester]], de voormalige hoofdstad van het [[koninkrijk Wessex]].<ref name=Conquest194>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp 194-195.</ref>
 
Een belangrijke reden voor de kracht van de Engelse monarchie was de rijkdom van het koninkrijk. Deze was voor een groot deel gebaseerd op het Engelse systeem van belastingheffing, waaronder een grondbelasting, het ''geld''. Engelse munten waren ook superieur aan die van de meeste andere betaalmiddelen in Noordwest-Europa, en het recht om munten te slaan was een koninklijk [[monopolie]].<ref name=Conquest36>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 36-37.</ref> De Engelse koningen hadden ook een systeem ontwikkeld om [[writ]]s aan hun ambtenaren uit te vaardigen, dit in aanvulling op de normale middeleeuwse praktijk van het uitvaardigen van [[oorkonde]]n ([[oorkonde|charter]]s).<ref name=Conquest198>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 198-199.</ref> Writs waren ofwel instructies aan een ambtenaar of een groep van ambtenaren, of notificaties van koninklijke acties zoals benoemingen of het verstrekken van subsidies van allerlei soort.<ref name=Writ>{{Aut|S. Keynes}}, art. Charters and Writs, in {{Aut|M. Lapidge - J. Blair - S. Keynes - D. Scragg}} (edd), ''Blackwell Encyclopaedia of Anglo-Saxon England'', Malden, 2001, p. 100.</ref>
Regel 117:
 
=== Taal ===
Een van de meest duidelijke gevolgen van de verovering was de introductie van het [[Anglo-Normandische taal|Anglo-Normandisch]], een noordwestelijk dialect van het [[Oud-Frans]], als de taal van de heersende klassen in Engeland. Het oude Engels verdween als taal van de machthebbers. Franse [[leenwoord]]en drongen vanaf nu in sterke mate door in de Engelse taal.
De opvolger van het [[Oudengels]], het [[Middelengels]] werd een soort mengtaal tussen de [[Romaanse talen]] en [[Germaanse talen]]. Het [[Oud-Frans]] zou eeuwenlang de hoftaal blijven, pas in [[1363]] werd een zitting van het parlement voor het eerst geopend in de volkstaal, en dan nog door de [[kanselier (ridderorde)|kanselier]] namens de koning.
 
Regel 129:
===Maatschappij===
[[Bestand:Anglo-Saxon village at West Stow 6337 Keith Evans.jpg|thumb|375px|Moderne reconstructie van een Angelsaksisch dorp in [[West Stow (Angelsaksisch dorp)|West Stow]].]]
De impact van de Normandische verovering op de lagere niveaus van de Engelse samenleving is moeilijk te beoordelen. De belangrijkste verandering op lange termijn was het verdwijnen van de [[slavernij op de Britse Eilanden|slavernij in Engeland]]. Deze was tegen het midden van de 12e eeuw, een kleine eeuw na de invasie en verovering, verdwenen.<ref name=Huscroft327>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 327.</ref> In het ''Domesday Book'', dat uit 1086 stamt, worden ongeveer 28.000 slaven vermeld, minder dan het aantal dat voor 1066 wordt gegeven. Op sommige plekken, zoals in [[graafschap Essex (graafschap)|Essex]], was de daling van het aantal slaven over een periode van 20 jaar zo’n 20 procent.<ref name=Clanchy93>{{Aut|M.T. Clanchy}}, ''England and its Rulers: 1066–1307'' (''Blackwell Classic Histories of England''), Oxford, 2006<sup>3</sup>, p. 93.</ref> De belangrijkste redenen voor de vermindering van het aantal slaven was wel de afkeuring van deze praktijken door de Kerk. Daarnaast speelden ook exploitatiekosten van de slaven, die in tegenstelling tot [[lijfeigenen]], volledig door de eigenaren moest worden gedragen, een rol.<ref name=Ruling94>{{Aut|R. Huscroft}}, ''Ruling England 1042–1217'', Londen, 2005, p. 94.</ref> De praktijk van de slavernij werd overigens niet verboden, en in de ''[[Leges Henrici Primi]]'' uit de tijd van koning [[Hendrik I van Engeland|Hendrik I]] staat het houden van slaven vermeld als een legale activiteit.<ref name=Clanchy93/>
 
Veel van de vrije boeren uit de Angelsaksische maatschappij lijken aan status te hebben ingeboet en zijn in het vervolg niet meer te onderscheiden van de niet-vrije lijfeigenen. Of deze verandering volledig het gevolg was van de Normandische verovering is onduidelijk, maar de invasie en haar na-effecten zullen waarschijnlijk een proces hebben versneld dat al eerder in gang was gezet. De verdere verspreiding van marktplaatsen en de toename van het aantal kernnederzettingen op het platteland werd door de komst van de Normandiërs naar Engeland waarschijnlijk versneld.<ref name=Huscroft327/> De levensstijl van de boeren veranderde waarschijnlijk niet veel in de decennia na 1066.<ref name=Huscroft329>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, p. 329.</ref> Hoewel eerdere historici betoogd hebben dat vrouwen minder vrij werden en als een gevolg van de verovering rechten verloren, wijst het huidige wetenschappelijk onderzoek deze visie af. Er is te weinig bekend over vrouwen die niet tot de landbezittende klassen behoorden om conclusies te kunnen trekken over de verandering in status van boerenvrouwen na 1066. Door hun verwantschapsrelaties lijken hoogadellijke vrouwen te zijn doorgegaan met het beïnvloeden van het politieke leven. Zowel vóór als na 1066 konden aristocratische vrouwen land bezitten en sommige vrouwen bleven ook het recht houden om naar eigen inzicht hun landerijen te vererven.<ref name=Huscroft281>{{Aut|R. Huscroft}}, ''The Norman Conquest: A New Introduction'', New York, 2009, pp. 281-283.</ref>