Standerdmolen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
lopen/behoeden > hij loopT, hij behoedT
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 16:
De oudst bekende en onbetwistbare windmolenvermeldingen dateren van ca. [[1180]]. Waarschijnlijk waren dit standerdmolens. In [[Opzullik]] in België zou echter al een openstanderdmolen in 1040 gestaan hebben.<ref>Visser, H.A. 1946, Zwaaiende wieken. Over de geschiedenis en het bedrijf van de windmolens in Nederland.</ref> De oudste nog aanwezige standerdmolens in Nederland zijn [[Windlust (Nistelrode)|Windlust]] in [[Nistelrode]] uit [[1532]], [[Den Evert]] in [[Someren (plaats)|Someren]] uit [[1543]], de Kallenbroeker Molen of [[Den Olden Florus]] in [[Terschuur]] (voor [[1584]]) en de [[Doesburgermolen]] in Ede (na [[1620]]).
 
De standerdmolen komt nog voor in Noord-[[Frankrijk]], [[België]], [[Nederland]], [[Engeland]], [[Noord-Duitsland]] en [[Denemarken]]. In het Franse [[Dosches]] staat een dwarsgetuigde standerdmolen, de [[Moulin de Dosches]]. Ook in Duitsland heeft de [[Bockwindmühle Oppenwehe]] tussen 1989 en 1992 weer dwarsgetuigde wieken gekregen.
 
Het [[gevlucht]] wordt op de wind gekruid met behulp van de staart. Soms staat vermeld dat deze tevens dienst doet als tegenwicht voor het wiekenkruis. In de praktijk zal dit in lichte mate wel het geval zijn, maar dit is geenszins de functie van de staart en daarvoor is de staart ook niet aan de molen bevestigd. In Engeland zijn er ook [[Kruien (windmolen)#Zelfkruimechanisme|zelfkruiende]] standerdmolens, waarbij op de staart een [[windroos]] zit. Bij het oudere standerdmolentype lopen de trapbomen door tot aan de stijlen van de kast en wordt de trap naar boven toe steeds breder. Bij het jongere type lopen de trapbomen parallel en zitten aan weerszijden van de trap schoren, die aan het balkon vastzitten. Aan het eind van de staart zit de kruibank met het kruirad. De draaiende wieken worden gestopt met de [[vang (windmolen)|vang]] (rem), die zowel van buiten als binnen in de molen bediend kan worden.