Generator (energietechniek): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 190.98.70.166 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door 84.28.193.2
Oskardebot (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 23:
Een generator genereert in eerste instantie altijd [[wisselspanning]]. Het verschil tussen een wisselspanningsgenerator en een gelijkspanningsgenerator is wat er daarna gebeurt. Bij een gelijksspanningsgenerator wordt de wisselspanning door een mechanische schakelaar, de ''[[commutator]]'', omgezet in pulserende [[gelijkspanning]].
 
Bij de dynamo wordt de stator als elektromagneet uitgevoerd, en wordt de elektrische energie in de spoel van koperdraad in de rotor opgewekt. Om te kunnen werken heeft iedere elektriciteitsgenerator gelijkstroom nodig als exitatie- of bekrachtigingsstroom voor de elektromagneet. De benodigde bekrachtigingsstroom voor het opwekken van het magnetisch veld is relatief klein en wordt bij een draaiende dynamo door de machine zelf opgewekt. Als de machine stilstaat, wordt gebruik gemaaktgebruikgemaakt van ''[[remanentie]]'' of overblijvend magnetisme. De elektromagneet is nog een klein beetje magnetisch en dit magnetisch veld is voldoende om een zwakke stroom te produceren welke dan naar de elektromagneet geleid wordt. Die wordt daardoor alsmaar sterker tot aan de verzadiging.
 
Bij de alternator, bijvoorbeeld bij grotere generatoren in elektrische centrales, wordt de rotor als elektromagneet gebruikt en wordt de elektrische energie in de spoel(en) van koperdraad in de stator opgewekt. Dit wordt gedaan omdat de opgewekte energie zeer groot is en deze vanaf de stilstaande stator direct (zonder gebruik van [[koolborstel]]s) aan het elektrische net kan worden toegevoerd. De benodigde bekrachtigingsstroom voor het opwekken van het magnetisch veld is relatief klein en kan eenvoudig met behulp van koolborstels op de draaiende as worden overgebracht. Iedere grote wisselstroommachine heeft externe bekrachtigingsstroom nodig om te kunnen werken.