Algemeen Uitbreidingsplan: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
video toegevoegd |
k →Totstandkoming: de gemeente dat ==> de gemeente die |
||
Regel 9:
==Totstandkoming==
Het aantal inwoners van [[Amsterdam]] was sinds het einde van de negentiende eeuw flink toegenomen. Huisvesting was echter een probleem. Na een eerdere uitbreiding in [[1896]] verwierf de stad in [[1921]] door annexatie van randgemeenten de ruimte die nodig werd geacht voor woningbouw en bedrijvigheid. [[Sloten (Amsterdam)|Sloten]], [[Watergraafsmeer]], een deel van [[Nieuwer-Amstel]] en de noordelijke gemeenten [[Buiksloot]], [[Nieuwendam]], [[Ransdorp]] en een deel van [[Oostzaan]] werden bij de [[gemeente Amsterdam]] gevoegd,
De ontwerpers onderscheidden een viertal stedelijke functies, die bij voorkeur een eigen plek dienden te krijgen: wonen, werken, recreatie en verkeer, zoals deze in [[1910]] voor het eerst werden geformuleerd door [[Werner Hegemann]]. Het werken diende zich te concentreren in de bestaande binnenstad en het aan te leggen [[Westelijk Havengebied]]. De voornaamste nieuwe woongebieden werden gepland in het westen en zuiden. Recreatie zou tussen de woon- en werkgebieden kunnen plaatsvinden, in parken en groenstroken. Hierbij paste Van Eesteren de methode van [[Martin Wagner]] uit 1915 toe.<ref>Manfred Bock, Vincent van Rossem, Kees Somer (2000) ''Cornelis van Eesteren, architect, urbanist'' [deel 1], Rotterdam: NAi Publishers, Den Haag: EFL Stichting (ISBN 90-72469-62-3): p. 210.</ref>
|