Gaffelbok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
De Klauw (overleg | bijdragen)
k linkfix
De Klauw (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 18:
| species = Antilocapra americana
}}
De '''gaffelbok''' of(''Antilocapra americana''), ook wel 'pronghorn''gaffelantilope' (''Antilocapra americanaof '')'pronghorn''' genoemd, is een [[evenhoevigen|evenhoevig]] [[zoogdieren|zoogdier]], afkomstig van de graslandengrasvlakten en woestijnen van [[Noord-Amerika]]. De gaffelbok is de laatste nog levende vertegenwoordiger van de familie der [[gaffelantilopen]] (Antilocapridae). Hij is niet nauw verwant aan de veel grotere groep der [[antilopen]] uit Afrika, Arabië en Azië, die tot de [[holhoornigen]] (Bovidae) behoren. De gaffelbok is op de [[jachtluipaard]] na het snelste landdier op aarde.
 
==Kenmerken==
De gaffelbok is een middelgroot [[hoefdier]] met een ronde romp, kleine staart en lange, slanke ledematen. De vachtpoten iszijn roodbruinaangepast metaan eenrennen: wittelang, buikdun en stuitgespierd. DeHij witteheeft harentwee optenen, de stuitderde kunnenen wordende opgezetvierde. OpDe de[[bijhoef|bijhoeven]] halsontbreken. lopenDe tweesnuit horizontaleis wittelang vlekkenen smal. InHet het[[zichtvermogen]] gelaatis heeftzeer hijgoed eenontwikkeld. patroonDe grote ogen ([[diameter]] van witte5 cm) staan hoog en bruinediep vlekkenin de schedel. MannetjesOmdat bezittenzij daarnaastopzij eenvan zwartede keelvlek.kop Destaan, snuitbestrijken iszij langeen en[[gezichtsveld]] smalvan 360°. DeOm grotede ogen staante hoogbeschermen entegen diepzonlicht, inheeft de schedelgaffelbok lange, dichte wimpers. Ook reuk en gehoor zijn goed ontwikkeld. De oren zijn lang en spits. Het vrouwtje heeft vier tepels.
 
De inwendige organen zijn aangepast op het hardlopen. Hart en longen zijn goed ontwikkeld. Ook de lever en nieren zijn relatief groot. De lever slaat grote hoeveelheden [[glycogeen]] op, wat kan worden omgezet in [[glucose]]. Ook kan de grote lever stoffen afvoeren als [[seleen]] en [[alkaloïde]]n, waar sommige prairieplanten rijk aan zijn en voor veel andere dieren giftig zijn. De nieren zijn vergroot om het lichaamsvocht efficiënt te hergebruiken, een aanpassing aan het leven in drogere streken.
De [[tandformule]] is <math>0.0.3.3/3.1.3.3</math>.
 
De gaffelbok heeft 32 tanden en kiezen. De bovenkaak bevat geen [[snijtand]]en. De snijtanden in de onderkaak staan naast de [[hoektand]]en en hebben dezelfde vorm. De [[molaar|kiezen]] en [[premolaar|valse kiezen]] groeien door, een aanpassing aan het eten van taaie plantendelen. De [[tandformule]] is <math>0.0.3.3/3.1.3.3</math>.
 
===Vacht===
De vacht bestaat uit een wollige ondervacht en lange, harde dekharen. De vachtkleur heeft een herkenbare, contrasterende kleurtekening. De rug en nek zijn roodbruin. De buik is vuilwit tot helder wit, en aan de stuit ligt een witte spiegel. Op de hals lopen twee horizontale, halvemaanvormige witte vlekken. In het gelaat heeft hij een patroon van witte en bruine vlekken. Mannetjes bezitten daarnaast een donkere, bijna zwarte keelvlek en snuitpunt en een donkere klier achter de wangen, vlak onder de oren.
 
In de huid zitten vele spiertjes, waarmee hij de vachtharen elke kant kan opzetten. Bij hitte zet hij de haren uit, zodat hij kan afkoelen, bij kou legt hij de haren plat tegen lichaam. De witte haren in de spiegel kunnen eveneens worden opgezet, waardoor deze groter lijkt. Dit heeft een functie in de communicatie.
 
===Hoorns===
[[Afbeelding:Pronghorn_Nebraska_1.jpg|thumb|left|De gaffelbok dankt zijn naam aan de tweepuntige hoorn van het mannetje, de "[[gaffel (biologie)|gaffel]]".]]
Beide geslachten hebben hoorns. Deze verschiltzijn ver naar voren ingeplant, boven de [[oogkas]]. Zijn hoorns verschillen van de hoorns van de [[holhoornigen]] doordat ze bedektgevorkt zijn en bedekt met een schede van [[keratine]], die van tijd tot tijd afgeworpen wordt:. Dit is enigszins vergelijkbaar met het afwerpen van het [[gewei]] bij [[hertachtigen]]. Bij het mannetje werptstopt de schedehoornschede vanaf augustus met groeien. In oktober, vrij snel na de [[bronst]], afgroeit er een nieuwe schede onder de oude, waardoor de vrouwtjeslaatste onregelmatigerwordt afgeworpen. Vrouwtjes hebben een meer onregelmatige cyclus.

De hoorns van het mannetje zijn 24-30 cm groot en steken boven de oorschelpen uit. Zij hebben de [[Gaffel (biologie)|gaffelvorm]] waaraan het dier zijn naam dankt: de hoorn heeft twee punten, een scherpe punt die omhoog steekt en aan de top naar achteren buigt en een stevigere zijtak die naar voren steekt. De hoorns bereiken zijn maximumgrootte na drie tot vier jaar. De hoorns van het vrouwtje zijn kleiner, tot 5 cm grote knobbeltjes of een eenvoudig onvertakte hoorn tot 7 cm, maar nooit langer dan het oor.
 
===Afmetingen===
Regel 45 ⟶ 54:
===Sociaal gedrag===
[[Afbeelding:Gabelbock fws 2.jpg|thumb|'s Winters leven gaffelbokken in grote gemengde groepen.]]
Na de [[bronst]]periode, begin oktober, vormen zij groteregrote gemengde kuddes van tot wel duizend dieren. Veel populaties trekken 's winters naar warmere, sneeuwvrije gebieden. Kuddes in [[Montana (staat)|Montana]] leggen jaarlijks 160 km af, van kuddes in [[Wyoming]] en [[South Dakota]] is bekend dat zij bij zeer streng weer 320 km kunnen afleggen. In het voorjaar keren zij weer terug naar hun vaste zomergebieden.
In het voorjaar en de zomer leven de gaffelbokken in kleine groepen, bestaande uit vrouwtjes met hun kalveren of vrijgezellengroepjes van jonge mannetjes van één tot drie jaar oud, de leeftijd waarop zij seksueel actief worden. Mannetjes van drie jaar en ouder leiden in deze periode een solitair bestaan. Zij bezetten dan een vast woongebied, waar de vrouwtjes in de zomer naartoe trekken om zich bij een [[harem]] te voegen. Mannetjes keren over het algemeen jaarlijks naar hun zomergebied terug.
 
In het voorjaar splitsen de kuddes zich op in kleinere groepen. Vrouwtjes en hun kalveren verzamelen zich in kleine kuddes. Mannetjes van drie jaar en ouder leiden in deze periode een solitair bestaan. Zij keren dan terug naar hun vaste [[territorium]], dat een oppervlak heeft van 23 tot 434 ha.
Na de [[bronst]]periode, begin oktober, vormen zij grotere gemengde kuddes van tot wel duizend dieren. Veel populaties trekken 's winters naar warmere, sneeuwvrije gebieden. Kuddes in [[Montana (staat)|Montana]] leggen jaarlijks 160 km af, van kuddes in [[Wyoming]] en [[South Dakota]] is bekend dat zij bij zeer streng weer 320 km kunnen afleggen. In het voorjaar keren zij weer terug naar hun vaste zomergebieden.
In de zomer trekken de kudden vrouwtjes naar deze territoria om zich aan te sluiten bij [[harem]]s. Zo'n harem bestaat uit gemiddeld 23 dieren: een mannetje, vrouwtjes en haar kalveren. Het mannetje markeert zijn territorium door op een opvallende plaats de grond schoon te stampen, hierop te urineren en vervolgens zich in het midden te ontlasten. Ook brengt hij geurmarkeringen aan. Jonge mannetjes van één tot drie jaar oud zijn nog te jong om een eigen plaats te veroveren en leven apart in vrijgezellengroepen, waar ook oudere mannetjes die uit hun territorium verjaagd zijn zich bij aansluiten.
 
DierenAls leveneen nietmannetje inhet vaste kuddes, maar wisselen geregeldterritorium van groep.een Binnenander demannetje kuddebetreedt, lijkenzal dedeze dierenhem geenproberen onderlinge sociale bandenweg te hebben, op de band tussen vrouwtjes en hun jongen najagen. OndanksHij destaart lossehem structuureerst vanaan, deom groepenvervolgens heerstal binnenschreeuwend dehem kuddete wel een [[hiërarchie]]achtervolgen. DominanteDit diereneindigt houden zich voornamelijk opzelden in degevechten, kernmeestal vanzal dehet groep,andere onderdanigemannetje dierenervandoor aan de randgaan. VrouwtjesMocht verwervendit hunniet socialewerken, rangzal al als zijer een maandgevecht oudoptreden, zijnwaarbij ende behoudenmannetjes dezetegen voorelkaar deaan rest van hun levenbotsen. Mannetjes vechten zelden, maarDeze gevechten kunnen er hevig aan toe gaan. In een derde van de gevallen eindigt een gevecht in ernstige verwondingen of de dood.
 
Dieren leven niet in vaste kuddes, maar wisselen geregeld van groep. Binnen de kudde lijken de dieren geen onderlinge sociale banden te hebben, op de band tussen vrouwtjes en hun jongen na. Ondanks de losse structuur van de groepen heerst binnen de kudde wel een [[hiërarchie]]. Dominante dieren houden zich voornamelijk op in de kern van de groep, onderdanige dieren aan de rand. Vrouwtjes verwerven hun sociale rang al als zij een maand oud zijn en behouden deze voor de rest van hun leven.
 
===Voortplanting===
Regel 60 ⟶ 72:
 
===Communicatie===
De gaffelbok communiceert over het algemeen met zijn lichaamshouding. Een onderdanig dier draait zich weg of loopt weg van een dominant dier. Agressie uit de gaffelbok door gericht naar zijn opponent te staren, hem met de kop lichtelijk omhoog getild te benaderen en tegen hem aan te botsen.
 
Over het algemeen is hij stil, maar hij kent enkele geluiden. Het meest herkenbaar is de snuivende hijg die het mannetje voornamelijk in de bronsttijd slaakt om zijn harem te beschermen tegen een ander mannetje. Dit geluid bestaat uit een luide snuif, gevolgd door een korte pauze en eindigend in tien tot twintig puffen die elkaar gelijkmatig opvolgen en in volume afnemen. Tijdens de bronst slaakt het mannetje ook een luide brul als hij mannetjes of vrouwtjes achtervolgt. Tijdens de [[balts]] maakt hij hinnikende, kreunende en smakkende geluiden.
Regel 66 ⟶ 78:
Een vrouwtje roept haar kalf met een zacht grommende blaat. Een kalf in gevaar slaakt een luide blaat, die zachter van geluid is dan dat van jonge [[witstaarthert]]en en [[muildierhert]]en.
 
Bij gevaar slaat de gaffelbok alarm met een snuivend geluid, stampt hij met een voorpoot en zet hij de lange haren van de witte stuitvlekspiegel op, waardoor deze groter lijkt. DezeDe plekspiegel bevat geurklieren, die bij het opzetten van de haren een geur verspreiden die lijkt op beboterde [[Popcorn (voedsel)|popcorn]]. De opgezette spiegel is een signaal voor gevaar en een herkenningsteken, zodat de groep bij elkaar kan blijven tijdens de vlucht.
 
Geursporen spelen eveneens een belangrijke rol tijdens de bronst. In de kaakhoek, vlak onder het oor, heeft het mannetje een grote zwarte geurklier. Deze klier toont het mannetje tijdens de balts aan het vrouwtje door zijn kop heen en weer te zwaaien. Ook zet hij een U-vormige strook haren op rond de middelste [[Anatomische termen van positie#Aanduidingen van posities|caudale]] klier, vlak voor de stuitvlekspiegel. Het mannetje markeert zijn woongebied door een plek schoon te stampen, hierop te urineren en vervolgens zich in het midden te ontlasten. Op dezelfde wijze camoufleert hij in de bronst de urine van de vrouwtjes in zijn harem.
 
===Natuurlijke vijanden en levensverwachting===
Regel 83 ⟶ 95:
==Taxonomie en evolutie==
[[Afbeelding:Ramoceros osborni skeleton.jpg|thumb|''[[Ramoceros|Ramoceros osborni]]'' is een kleine gaffelantilope uit de onderfamilie [[Merycodontinae]]. Hij leefde in het [[Mioceen]] van Noord-Amerika.]]
De gaffelbok is de enige nog levende vertegenwoordiger van de [[gaffelantilopen]] (Antilocapridae), een familie van [[evenhoevigen|evenhoevige]] [[hoefdieren]] die ontstond in het midden-[[Mioceen]] en alleen bekend is van [[Noord-Amerika]]. De gaffelantilopen worden in twee [[onderfamilie]]s verdeeld:. De [[Merycodontinae]], waren kleine hoefdieren van 7 tot 30 kg die leefden van het midden- tot het laat-Mioceen. Tot de Merycodontinae behoren onder andere ''[[Merycodus]]'', ''[[Ramoceros]]'', met waaiervormige hoorns, en ''[[Paracosoryx]]'', met lange, verticale hoorns die eindigden in een kleine vork. De tweede onderfamilie is de [[Antilocaprinae]], grotere hoefdieren van 30 tot 80 kilogram die verschenen in het laat-Mioceen en waarschijnlijk van Merycodontinae afstammen. Soorten uit het Mioceen zijn onder andere ''[[Osbornoceros]]'', met gedraaide hoorns, ''[[Ilingoceros]]'', met spiraalsgewijs gedraaide, zeer lange hoorns, en ''[[Hexameryx]]'', met drie paar hoorns. In het [[Pleistoceen]] leefden verscheidene soorten gaffelantilopen naast elkaar op de grasvlakten van Noord-Amerika, waaronder de huidige soort, ''[[Hayoceros]]'', met het dubbele paar hoorns, en ''[[Capromeryx]]''. Alleen de gaffelbok overleefde tot in het [[Holoceen]].
 
Binnen de orde der evenhoevigen (Artiodactyla) worden de gaffelantilopen gerekend tot de [[herkauwers]] (Ruminantia). De verwantschap met andere families binnen deze familie is nog onduidelijk. Lang werden de gaffelantilopen gezien als de [[zustergroep]] van de [[holhoornigen]] (Bovidae), maar recent [[fylogenie|fylogenetisch]] onderzoek plaatst zij dichter bij de [[hertachtigen|herten]] (Cervidae) of de [[Giraffidae|giraffen]] (Giraffidae).
Regel 110 ⟶ 122:
'''Bronnen'''
* {{en}} - Bryers, J.A. (2011). "Family Antilocapridae (Pronghorn)" in: Wilson, D.E. & Mittermeier, R.A. (red.) ''Handbook of the Mammals of the World'', Vol 2. Hoofed Mammals. Barcelona, Lynx Edicions, pp.780-787.
* {{nl}} - Moutou, F. "N°139 de gaffelantilope" (1995), Honders, J. (red.) Dieren in het wild, Société des Périodiques Larousse.
 
'''Referenties en noten'''
{{References}}