Koninklijk Hongarije (1526-1867): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Cnaeusy (overleg | bijdragen)
Versie 42213636 van 80.56.219.27 (overleg) ongedaan gemaakt.
Regel 49:
Nadat dat Habsburgse controle over de Turkse bezittingen begon toe te nemen vonden de ministers van [[keizer Leopold I]] dat hij over Hongarije zou moeten regeren. In [[1690]] begon Leopold gebieden die van de Turken bevrijd waren, opnieuw te verdelen. Protestante edelen en andere Hongaren, waarvan men dacht dat ze niet trouw waren aan de Habsburgers, verloren hun bezittingen aan buitenlanders. [[Wenen]] had controle over buitenlandse zaken, defensie, tarieven en nog andere functies.
 
De acties tegen de protestanten en het afnemen van grondgebieden en de zware door nun magnaten gevergde herendiensten (rabot) verbitterden een deel van de Hongaren en in 1703 brak er een boerenopstand uit waaruit acht jaar rebellie ontsproot die het Habsburgse juk wou afgooien. In [[Zevenburgen]] (Transsylvanië) verenigden de protestanten, boeren en soldaten van verschillende etnische oorsprongen (Hongaars, Roemeens, Slowaaks) zich onder leiding van [[Frans II Rákóczi]], een rooms-katholieke [[magnaat]] die nauwelijks Hongaars sprak. Een groot gedeelte van de provincie Hongarije schaarde zich achter Rakoczi en samen stemden ze tegen het Habsburgse recht op de troon. Nadat de Habsburgers hun volledige macht uitoefenden op de rebellen stopte de rebellie in 1711 in de [[Vrede van Szatmár]].
 
Leopolds opvolger, [[keizer Karel VI]] (1711-1740), bouwde aan een goede relatie met Hongarije. Hij vroeg akkoord voor de [[Pragmatieke Sanctie (1713)|Pragmatieke Sanctie]] waarbij de Habsburgse monarch over Hongarije zou heersen, niet als keizer maar als koning onder de Hongaarse grondwet. Hij hoopte dat deze pragmatieke sanctie het Habsburgse Rijk intact zou houden na zijn dood als zijn dochter [[Maria Theresia van Oostenrijk (1717-1780)|Maria Theresia]] hem zou opvolgen. Tien jaar later werd deze pragmatieke sanctie goedgekeurd waarmee Hongarije akkoord ging met een erfelijke Habsburgse monarchie voor zolang hun dynastie zou bestaan. In de praktijk regeerden Karel en zijn opvolgers op een autocratische wijze en hadden zeggenschap over de buitenlandse zaken, defensie en financiën maar waren wel te laks om belastingen op te leggen aan de edelen zonder hun toestemming.