Bovenleiding: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 22:
Bij lage [[hoogspanning (elektriciteit)|bovenleidingspanningen]] zoals in België, Nederland en de op 1500 V-geëlektrificeerde lijnen in Frankrijk, is er sprake van een grote elektrische stroom en gebruikt men meestal twee rijdraden naast elkaar om de elektrische weerstand te beperken. Bij hoge spanningen volstaat een enkele rijdraad.
 
Met [[Gewicht#Voorwerp|gewichten]] aan begin en aan het eind van een bovenleidingssectie wordt het uitzetten van de [[Koper (element)|koperen]] rijdraden opgevangen, zodat de bovenleiding altijd strak gespannen is. Dit is echter niet voldoende: de draad zal altijd een beetje doorzakken. Er wordt daarom gebruikgemaakt van kettingophanging: de draad wordt met verticale hangdraden opgehangen aan een draagkabel die in bogen tussen de portalen hangt. Door deze kettingophanging hangt de rijdraad vrijwel recht horizontaal en is ook bij hoge snelheden een goed contact tussen stroomafnemer en rijdraad mogelijk. Op baanvakken waar sneller dan 140 km/h mag worden gereden, is het noodzakelijk dat ook de draagkabel met gewichten beweegbaar wordt afgespannen. In Nederland is een bovenleidingssectie - afstand tussen de gewichten - maximaal 1600 meter lang. De draagkabel bestaat uit een aantal lagen koperdraad die beurtelings links- en rechtsom zijn gevlochten.
 
Bij de [[Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen|Belgische spoorwegen]] en bij de 1500 volt-bovenleiding in [[Frankrijk]] wordt vaak gebruikgemaakt van een extra draagkabel vlak boven de [[koper (element)|koperen]] rijdraden, de zogenaamde compound-bovenleiding.