Macrinus (keizer): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JRB (overleg | bijdragen)
JRB (overleg | bijdragen)
Regel 51:
Macrinus was de eerste keizer in de Romeinse geschiedenis, die op het moment van zijn verheffing tot keizer niet tot de senatoriale stand behoorde. Hij maakte deel uit van de [[eques|ridderlijke]] stand.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78) 14, 4.</ref> Hoewel Caracalla hem in het begin van het jaar 217 zowel de ''ornamenta consularia'' (rangonderscheidingstekens van een [[consul (Rome)|consul]]) als de titel ''vir clarissimus'' ("hooggespecteerde man"), die eigenlijk alleen bestemd was voor leden van de senatoriale stand, had verleend, was daaraan toch geen opname in de [[senaat (Rome)|senaat]] verbonden.<ref>{{aut|Paolo Cavuoto}}: ''Macrino', Napoli 1983, blz 12'.</ref> Dergelijke onderscheidingen konden weliswaar gezien worden als verhoging van rang, maar betekenden niet, dat de geëerde voortaan een zetel in de Senaat kon innemen en daadwerkelijk gelijk gesteld werd aan een consul, dus een senator werd. Dat het bezit van de ''ornamenta consularia'' niet gelijk stond aan een afgesloten, werkelijke uitoefening van het ambt van consul, bevestigde Macrinus zelf door het consulaat, dat hij in het jaar 218 als keizer op zich nam, als zijn eerste te beschouwen.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 13, 1-2.</ref> [[Staatsrecht]]elijk betekende zijn verheffing tot keizer een belangrijk [[precedent]]; het lidmaatschap van de senaat was nu niet langer een [[noodzakelijke voorwaarde]] voor het verkrijgen van de keizerlijke waardigheid.
 
Aangezien Caracalla door vele senatoren werd gehaat, werd zijn dood in de Senaat met voldoening ter kennisgeving aangenomen. Onder deze omstandigheden kon zijn opvolger, die immers niet uit Caracallla's dynastie afkomstig was, in senatoriale kringen vanaf het begin af aan op een zekere welwillendheid rekenen, ook al was hij vanuit senatoriaal perspectief niet gekwalificeerd om de keizerlijke waardigheid te dragen. De Senatoren stelden met voldoening vast dat de nieuwe heerser zich intensief inzette om hun steun te verkrijgen. Hij bekende zich bijvoorbeeld tot het principe om geen ter dood veroordelingen tegen senatoren uit te spreken.<ref>{{aut|Cassius Dio}]} 79 (78) 12, 2.</ref> Cassius Dio, die als senator en consul vanuit senatoriaal perspectief oordeelde, bracht deze gematigd, welwillende houding in zijn geschiedkundig werk tot uitdruk. Hij spaarde echter ook geen kritiek op maatregelen van Macrinus, die hij verkeerd vond of waarvan hij van mening was dat deze de traditionele voorrechten van de senatoren schonden.
 
In principe heerste in senatoriale kringen de opvatting dat Macrinus vanwege zijn nederige, ridderlijke afkomst, niet naar de keizerlijke macht had mogen grijpen. Volgens Cassius Dio's overtuiging zou het zijn plicht zijn geweest, zijn eigen ambities opzij te zetten en zijn gezag als [[praetoriaanse prefect|praetoriaans prefect]] te gebruiken, om voor een keizersverheffing van een senator te zorgen<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 15, 3. 79 (78), 41, 2-4.</ref> Er bestond echter bereidheid om van deze als usurpatie geziene aanmatiging, weg te kijken, zolang de nieuwe heerser zich maar, zich bewust zijnde van zijn nederige afkomst, bescheiden gedroeg, en aan de verwachtingen van de senatoriale elite voldeet.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 15, 4.</ref> Het werd hem echter zeer kwalijk genomen dat zijn regering daar in de praktijk weinig rekening mee hield.<ref> Een overzichtwerk biedt {{aut|Maria Grazia Cecere Granino}}: 'Macrinus'. in: ''Dizionario di epigrafico Antichità fictie', jaargang 5, deel 6-7, Rome 1991, blz 169-198, hier: 182-183.</ref>
Regel 59:
Er onstond ook felle kritiek op zijn personeelsbeleid. Daartoe hoorde de benoeming van parvenu's tot provinciale gouverneurs, hoewel deze vanuit het standpunt van de critici niet over de nodige kwalificaties beschikten. Bijzonder aanstootgevend was de benoeming van Adventus, de man die Macrinus door zijn afwijzing van zijn verheffing tot keizer aan de macht had geholpen tot [[stadsprefect]]. Dat Macrinus dit zeer belangrijke senatoriale ambt in de hoofdstad aan een ongeschoolde man met een krijgshaftig verleden toevertrouwde, een man, die tevens niet was opgenomen in de Senaat, werd door de senatoren als een serieuze provocatie gezien.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 13-15.</ref> Al snel bewees Adventus zich als zondanig [[incompetentie|incompetent]] dat Macrinus werd gedwongen om hem terug te roepen; Zijn opvolger werd de historicus [[Marius Maximus]].
 
Bovendien nam de Senaat het de keizer kwalijk dat hij zich niet met het gehoopte nadruk inzette om de misdaden van de informanten van Caracalla op te helderen. De verklaring van de keizer, dat hij de Senaat geen relevante acten kon overhandingen, simpelweg omdat deze in het keizerlijk paleis niet waren gevonden, stuitte op wantrouwen. Men verdacht hem ervan de informanten te steunen om zo conflicten te vermijden.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 21; vergelijk ook 79 (78), 18, 1-2.</ref> Verontwaardiging wekte ook de keuze van de twee praetoriaanse prefecten: Macrinus bezette deze twee sleutelposten met [[Ulpius Julianus]] en [[Julianus Nestor]], twee mannen die onder Caracalla het Romeinse koeriersnet hadden geleid en die zich door deelname aan het informantendom gehaat hadden gemaakt.
 
==Probleem met de Parthen==