Bliksemafleider: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Leenkruithof (overleg | bijdragen)
KafiRobot (overleg | bijdragen)
k Algemene verbeteringen via Wikipedia:Wikiproject/Check Wikipedia. met AWB
Regel 2:
[[Image:Bliksemdraad.jpg|thumb|Bliksemafleiders op de hoeken van een rieten dak]]
[[Image:Pointed Lightning Rod.jpg|thumb|upright|Een standaard-bliksemafleider]]
Een '''bliksemafleider''' of '''donderroe(de)''' is een installatie die dient om schade door blikseminslag te voorkomen, door de energie van de [[bliksem]] naar de grond te [[geleider|geleiden]].
 
==Uitvinding==
Regel 10:
 
==Bouw en werking==
Een bliksemafleider bevindt zich doorgaans op het hoogste punt van een gebouw en biedt in het geval van een blikseminslag de [[elektrische stroom|stroom]] van enkele duizenden [[Ampère (eenheid)|ampères]] groot een [[impedantie|laag-impedant]] pad naar de bodem ([[aarding]]). Op deze wijze wordt voorkomen dat de grote stroom zich een andere weg zoekt met meer weerstand, waarbij zoveel energie wordt afgegeven dat [[brand (vuur)|brand]] of andere schade ontstaat.
 
Door de lage [[zelfinductie]] en [[elektrische weerstand (eigenschap)|weerstand]] van de bliksemafleider wordt getracht te voorkomen dat er zich te veel spanning opbouwt bovenop het [[dak]]. De bliksemafleider is puntig op het dak om de bliksem naar zich toe te trekken met behulp van een door de puntvormige uitloper plaatselijk verhoogd [[elektrisch veld]]. De rest van de bliksemafleider is dik genoeg om de grote stroom te kunnen afvoeren. Scherpe bochten worden vermeden om te voorkomen dat de stroom in de bocht als gevolg van een verhoogd veld alsnog van de koperdraad op iets anders overspringt.
Regel 23:
De eigenschappen van een LPS worden bepaald door de eigenschappen van het te beveiligen object en door het bliksembeveiligingsniveau (LPL) waarvan is uitgegaan.
Er zijn vier bliksembeveiligingsklassen (I t/m IV) gedefinieerd in overeenstemming met de bliksembeveiligingsniveaus.
 
 
{| class="wikitable"
Regel 39 ⟶ 38:
 
LPL I is in Nederland dus de hoogste beveiligingsgraad. LET OP! De klasse-indeling volgens de oude norm (NEN 1014) is een geheel andere.
 
 
;Klasse LPL I
Regel 47 ⟶ 45:
* afgaande leidingen om de 10 m;
* hellende daken: opvanginrichtingen gebaseerd op een beschermingshoek van maximaal 20º.
De beveiligingsgraad is voornamelijk afhankelijk van de afstand die tussen metalen delen van het object en de uitwendige bliksembeveiligingsinstallatie is aangehouden. De voor deze klasse te hanteren beveiligingsgraad is 0,99.<br />
 
 
;Klasse LPL II
Regel 56 ⟶ 53:
* hellende daken: opvanginrichting gebaseerd op een beschermingshoek van maximaal 30º.
* Afgaande leidingen om de 10 m.
De voor deze klasse te hanteren beveiligingsgraad is 0,97 - 0,98.<br />
 
 
;Klasse LPL III
Regel 67 ⟶ 63:
* De beveiligingsgraad is afhankelijk van de volgende aspecten:
De voor deze klasse te hanteren beveiligingsgraad is 0,97 - 0,91.<br />
 
;Klasse LPL IV
Regel 75 ⟶ 70:
* afgaande leidingen om de 20 m;
* hellende daken: opvanginrichtingen gebaseerd op een beschermingshoek van maximaal 60º.
De voor deze klasse te hanteren beveiligingsgraad is 0,84 - 0,97.<br />
 
 
;Voor alle klassen geldt bovendien:
Regel 82 ⟶ 76:
* hoogte boven dakniveau 0,3 m
* totaal oppervlak van de opbouw 1,0 m2
* lengte van de opbouw 2,0 m<br />
 
 
Niet geleidende vaste delen op het dak die zich niet bevinden binnen de door het opvangstaven tot stand beveiligde gebied en niet verder uitsteken dan 0,5 m boven het door de opvanginrichting gevormd oppervlak, hoeven niet aanvullend door opvangleidingen te zijn beschermd.