Norbert Rosseau: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Floxoip (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Floxoip (overleg | bijdragen)
Regel 69:
Norbert Rosseau is een eclecticus. Hij paart trouw aan de grote tradities met een levendige nieuwsgierigheid voor de twintigste-eeuwse werkwijzen. Hij experimenteert met elektronische muziek en tezelfdertijd zegt hij van het gregoriaans: “Hoe schoon toch! Niets dan abstracte modale lijnen, en toch, elke noot leeft”. Rosseaus compositiestijl is steeds gekenmerkt door een verzoening tussen originaliteit en traditionalisme. Zijn eclectisme gaat samen met een onafhankelijkheid die hem belet de slaaf te worden van een doctrine. Zelfs zijn eigen opgebouwde “harmonische dodecafonie” volgt hij niet zomaar. Ondanks zijn experimenten, was zijn eerste zorg de uitdrukking.
 
Zijn vroegste belangrijke werken zijn laat-romantisch en verenigen impressionistische en expres¬sionistischeexpressionistische stijlelementen in een tonale toonspraak. Ook hier is Rosseau eclectisch.
 
„In 1947 kwam het grote keerpunt.” zegt Rosseau zelf. „Ik moest dan een concerto schrijven voor de radio. Het werk ging mij echter veel te vlot en te gemakkelijk af dan dat het mij voldoening zou schenken. Daarom maakte ik een nieuw werk ''Opus 38'', dat een echte rebellie betekende tegen alles wat ik voorheen had geleerd. Ik schreef het volledig spontaan, en zonder in het minst acht te slaan op de regels van vroeger. Nadat ik het stuk had afgewerkt, voelde ik mij bevrijd”. ''Opus 38'' komt 14 dagen nadien reeds op de radio, het bevolen werkstuk pas 6 maanden later. Zelf verrast, analyseert hij zijn eigen ''Opus 38'' en komt hij zo tot een dodecafonismeeigen twaalftonenstelsel dat hij weet te combineren met het thematische denken en met een consonante harmonie.
 
Hij puurt zijn “harmonische dodecafonie” verder uit. De stap naar de modale toonspraak is slechts gering. De archaïsche sfeer daarvan, zijn interesse voor de oude Griekse monodie en het gregoriaans brengt hem tot een monofonischemonofone stemvoering die in zijn ''Sinfonia Liturgica'' haar hoogtepunt kent: een werk voor soli, koor en groot orkest zonder een enkel akkoord, de enige samenklank is het octaaf. “Het is de enkelvoudige melodie die het allemaal doet, de zang van stemmen en orkest, zonder harmonie. Maar dan een melodie die, gebouwd op intervallen, soms heel breed verloopt over drie tot vier octaven en zeer verschillend wordt gekleurd door het orkest.” zegt Rosseau. Deze vereenvoudiging maakt het Rosseau mogelijk ook muzikaal boeiende werken voor amateur- en kinderkoren te schrijven.
 
Rosseau experimenteert ook met elektronische en concrete muziek, reeds vóór de WO II. In 1967 componeert hij een Elektronische Mis, compleet met Kyrie, Gloria, Introitus, enz. Het basismateriaal bestaat uit vervormde bandopnamen van knapenstemmen, van een kristallen beker, maar vooral van neertikkende waterdruppels.
 
In welke stijl hij ook schrijft, steeds is hijer steedsde bedachtaandacht omvoor een stevig uitgebalanceerde constructie. Rosseau is een lyricus met voorkeur voor het groots opgezet opus.
 
== Bibliografie ==