Oppervlaktegetrouwe projectie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Als men de bol parametriseert en één parameter langs een rechte lijn uitzet kan men in de loodrechte richting eenvoudig de lengte zo kiezen dat oppervlaktegetrouwheid geldt. Bij de sinusoïdeprojectie gebeurt dit met de breedtegraad als eerste param
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10:
Bij azimutale en kegelprojecties ligt dat iets ingewikkelder. Afhankelijk van de parameterkeuze kan men bij de ene pool (op een wereldkaart meestal de noordpool) ruimte overhouden (de pool wordt afgebeeld als een cirkel, respectievelijk een deel van een cirkel) of tekortkomen (het centrale punt, respectievelijk de punt van de kaart, representeert een parallel). In het laatste geval (dat met name bij kegelprojectie kan voorkomen) laat men de kaart dan soms niet verder doorlopen dan tot een parallel die wat verder van de pool afligt, zodat duidelijk is dat de kaart niet tot de pool gaat.
 
Als men de bol parametriseert en één parameter langs een rechte lijn uitzet kan men in de loodrechte richting eenvoudig de lengte zo kiezen dat oppervlaktegetrouwheid geldt. Bij de [[sinusoïdeprojectie]] gebeurt dit met de breedtegraadafstand langs een meridiaan als eerste parameter, en met de lengte van de parallellen als tweede. Bij de [[orthografische cilinderprojectie]] gebeurt dit met de afstand langs de aardas als eerste parameter, de breedte wordt dan constant.
 
Voorbeelden van oppervlaktegetrouwe projecties zijn: