Recente geschiedenis van het Midden-Oosten: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HanhilBot (overleg | bijdragen)
Regel 82:
Geïnspireerd door het [[zionisme]] migreerden sinds [[1882]] duizenden voornamelijk [[Oost-Europa|Oost-Europese]] [[joden]] naar Palestina. Tot [[1914]] vestigden zich er ruim 60.000 joodse immigranten. Tijdens de [[Eerste Wereldoorlog]] waren de Ottomanen in oorlog met de geallieerden. De Britten zochten bondgenoten en deden territoriale toezeggingen aan verschillende partijen. In de [[Hoessein-McMahoncorrespondentie]] van de winter [[1915]]-[[1916]] deden ze een toezegging aan de Arabieren. In het [[Sykes-Picotverdrag]] verdeelden ze het gebied onderling met de Fransen. In de [[Balfourverklaring]] van [[november]] [[1917]] tenslotte, deden de Britten een toezegging tot een ''joods nationaal tehuis'' aan de [[Joden]]. Die toezeggingen werden alle gedaan voordat de Britse generaal [[Edmund Allenby]] Palestina binnenviel en het gebied dus nog onder controle van de Turken was.
 
De Balfour-verklaring had een grote stroom nieuwe joodse immigranten tot gevolg en daarmee namen ook de spanningen tussen de nieuwe immigranten en de Arabieren toe. Zo braken er in [[1919]] gevechten uit in [[Galilea (streek)|Galilea]] en in [[1920]] bereikten de [[Nebi Musa-pogrom|onlusten]] [[Jeruzalem]]. In reactie benoemden de Britse machthebbers een burgerregering in plaats van een militaire regering onder leiding van Sir [[Herbert Samuel]].
 
De rellen bleven echter doorgaan. Zo braken in [[1921]] [[Onlusten in Jaffa|onlusten uit in [[Jaffa (stad)|Jaffa]] waarbij zo’n 200 [[joden|joodse]] en 120 Arabische doden en gewonden vielen. Toen in [[1929]] opnieuw grootschalige onlusten uitbraken (onder meer tijdens het [[Bloedbad van Hebron]]), waarbij 500 slachtoffers vielen, stelde de Britse regering een onderzoekscommissie in. De conclusie van deze commissie was dat de gevechten met name voortkwamen uit een gevoel van onmacht aan de zijde van de Arabieren over de grote instroom van joodse nieuwkomers. Zo waren er in [[1929]] ongeveer 156.000 joodse immigranten, bijna een verdubbeling ten opzichte van [[1914]].
 
De joodse immigranten bezaten zo’n 14 procent van het bebouwbare land en waren sterk op elkaar gericht. De toenemende spanning bereikte een voorlopig hoogtepunt met de [[Arabische opstand]] die begon in [[1936]] en in [[1939]] door ingrijpen van het Britse leger tot een einde kwam. Opnieuw stelden de Britten een onderzoekscommissie in. De conclusie was gelijk aan die van de vorige commissie, maar daarnaast stelde de commissie een immigratiequotum voor (het aantal joodse immigranten was in [[1939]] inmiddels opgelopen tot 400.000) en beval dat voorbereidingen dienden te worden getroffen tot het stichten van een [[Palestijnen|Palestijnse]] staat.