Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
Vanaf 1850 vestigden zich familieleden, onder wie twee kleinkinderen van Albert Salomon, Abraham Behor (1829-1889) en Nissim (1830-1889), zich in Parijs. De daar gevestigde bank Isaac Camondo & Cie bleef een bijzondere band met en belangstelling voor Turkije houden. Abraham liet in 1874 het ''Hôtel Camondo'' bouwen.
 
Twee zonen van de twee genoemde broers werden enthousiaste kunstverzamelaars: de neven Isaac (1851-1911) en Moïse (1860-1935). Isaac werd naast bankier consul van Turkije. Na zijn overlijden legateerde Isaac zo'n honderdtal kunstwerken aan het Louvre, waaronder werken als ''Le Fifre'' van Manet, ''[[De tobbe|Le tub]]'', ''[[De balletklas (Degas)|La classe de danse]]'' en ''[[Repetitie van een ballet op het podium|Répétition d'un ballet sur la scène]]'' van [[Edgar Degas]], ''[[Kathedraal van Rouen (Monet)|Les cathédrales de Rouen]]'' van [[Claude Monet]] en ''La maison du pendu'' van [[Paul Cézanne]].
 
Ook Moïse bleek een groot kunstverzamelaar, waarbij zijn aandacht vooral uitging naar het 18e eeuwse Franse meubel. Hij liet aan het [[Parc Monceau]] het latere [[Musée Nissim-de-Camondo]] bouwen waar de kunstverzameling wordt ondergebracht. De tragedie in het leven van Moïse werd het sneuvelen van zijn enige zoon Nissem de Camondo (1892-1917) in de Eerste Wereldoorlog. Daarna trok hij zich nog meer terug uit het openbare leven, sloot de bank en richtte zich op het naar zijn zoon genoemde museum dat hij in 1935 aan de Franse staat naliet.