Heerlijkheid Jever: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 34:
Na de dood in [[1511]] van de laatste [[hoofdeling]] van Jever, Edo Wiemken de Jongere, kwam het gebied aan zijn dochter [[Maria von Jever|Maria]]. Nadat de [[Enno II van Oost-Friesland]] het huwelijksverdrag van 1517 niet nakwam, nam Maria in 1531 het heft in eigen handen: zij verjoeg Oost-Friese bezetting en droeg haar gebied als leen op aan [[keizer Karel V]] in zijn hoedanigheid van hertog van Bourgondië (= de Nederlanden). Karel maakte Jever daarbij onderdeel van de [[Bourgondische Kreits]]. In 1536 verhief Maria Jever tot stad.
 
Omdat de moeder van Maria een geboren gravin van Oldenburg was, vermaakte zij de heerlijkheid Jever bij testament aan het graafschap [[Oldenburg (land)|Oldenburg]]. Na haar dood in 1575 viel de heerlijkheid dan ook aan Oldenburg. Na het uitsterven van de graven van Oldenburg in 1667 kwam Jever via de zuster van de laatste graaf, Magdalena van Oldenburg, die gehuwd was met vorst Rudolf van [[Vorstendom Anhalt-Zerbst (16031606-1796)|Anhalt-Zerbst]] aan hun zoon Jan van Anhalt-Zerbst.
 
De laatste vorst van Anhalt-Zerbst, Frederik August, overleed op 3 mei 1793. Erfgename in Jever was zijn zuster, de Russische keizerin [[Catharina II van Rusland|Catharina de Grote]]. Tot 1807 fungeerde de weduwe van de laatste vorst van Anhalt-Zerbst als administrator in Jever.