Albrecht de Beer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 29:
Al vanaf 1123 had Albrecht goede betrekkingen ontwikkeld met zijn "buurman" Pribislaw, vorst van de Havel-Slaven. Pribislaw was in tegenstelling tot zijn volk christelijk en had bij zijn doop de naam Hendrik gekregen. Pribislaw streefde ernaar een vorst binnen het Duitse rijk te worden. Albrecht sloot een verbond met Pribislaw: Albrecht zou Duitse troepen in het gebied van Pribislaw legeren en in ruil daarvoor benoemde Pribislaw hem tot zijn erfgenaam. Bovendien werd Pribislaw peetvader van Albrechts oudste zoon [[Otto I van Brandenburg]] en schonk hem de streek rond het latere [[Kloster Lehnin]]. In 1134 gaf Lotharius aan Pribislaw de toestemming om zich koning te noemen. Pribislaw overleed in 1150. Albrecht kon op basis van de gemaakte afspraken, zonder problemen Pribislaw's ringburcht in [[Brandenburg an der Havel]] bezetten. Ook stichtte hij een kasteel in [[Berlin-Spandau|Spandau]]. Het lijkt erop dat Albrecht het voornemen had om een onafhankelijk, gemend Duits-Slavisch vorstendom te stichten. De keizerlijke administratie noemde Albrecht toen als markgraaf van Brandenburg om te benadrukken dat de goederen in Brandenburg onder het gezag van de keizer vielen, maar Albrecht vermeed die titel te gebruiken.
 
De oostelijke grens van het gebied dat Albrecht controleerde werd gevormd door de rivieren de [[Havel (rivier)|Havel]] en de Nuthe. Ten oosten van deze rivieren heerste [[Jaxa van Köpenick]] die ook aanspraak maakte op de landen van Pribislaw. Vermoedelijk in de winter van 1057 kon Jaxa met steun van Poolse troepen en van de niet-christelijke Havel-Slaven, de troepen van Albrecht verdrijven en zijn versterkingen veroveren. Op 11 juni 1157 kon Albrecht, met hulp van aartsbisschop Wichmann van Maagdenburg, na zware gevechten de burcht van Brandenburg tot overgave dwingen. Als onderdeel van de afspraken kregen Jaxa en zijn troepen vrije aftocht naar [[Berlin-Köpenick|Köpenick]]. Later in 1057 noemde Albrecht zichzelf voor het eerst markgraaf INin Brandenburg. Pas later noemde hij zich markgraaf van Brandenburg. 1057 wordt daarom aangehouden als het jaar waarin het markgraafschap werd gesticht.
 
Albrecht wierf kolonisten in Saksen, het Rijnland, Vlaanderen en Holland om de woeste gronden te ontginnen in zijn nieuwe gebieden. De Vlamingen en de Hollanders speelden ook een rol bij de bouw van dijken langs de Elbe en de Havel, waar kort na 1160 mee werd begonnen. De streek [[Fläming]] herinnert nog aan deze kolonisten. Het zou nog 150 jaar duren totdat de mark Brandenburg tot aan de Oder was uitgebreid en daarmee zijn uiteindelijke omvang bereikte.