Slotje De Blauwe Camer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Zabot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Proost - Koppeling(en) gewijzigd naar Proost (ambt)
Regel 34:
* Jasper van Kinschot [[1593]]
 
Op 23 februari [[1645]] kwam de Blauwe Camer in het bezit van de zusters [[Norbertinessen]] van [[Sint-Catharinadal]]. Hun [[Proost (ambt)|proost]] [[Balthasar Cruyt]] had dit kasteel gekocht van Adriaan Verelst ([[schout]] van Alfen, Baarle en Chaam). De zusters lieten in het voorjaar van [[1647]] aan het kasteel een kloostercomplex bouwen. Wouter en Arnoud Wouter Liefmans (timmermannen) en Roeland van der Haegen (metselaar uit [[Breda]]) bouwden een klooster met vier vleugels en een kloostergang. Het kasteel zelf werd het verblijf van de proost. 15 juni [[1647]] verhuisde de eerst zes nonnen. Oktober van hetzelfde jaar volgde de overige 16 nonnen. Behalve een akker en boomgaard bezat de grond rondom het kasteel een begraafplaats en een groenten- en kruidentuin. Het kasteel was omringd door een gracht.
 
Bij zijn aantreden in [[1760]] trof Proost Van Amersfoort het klooster vervallen aan. Hierop breekt een periode aan waarin het klooster wordt opgeknapt en uitgebreid. De benodigde stenen voor de bouw werden gemaakt in twee steenovens in de boomgaard die werden aangelegd in augustus [[1762]] en [[1763]]. Drie vijvers werden aangelegd om de zusters te voorzien van vis. Een waterput werd geslagen zodat de brouwerij van het klooster kon worden voorzien van water. In die tijd was het gebruikelijk overleden zusters te begraven in het kloostergebouw. De lichamen werden echter te ondiep begraven waardoor er een onaangename geur in het gebouw hing. Daarnaast was er risico op ongelukken door instortende graven. Van Amersfoort besluit hierop de graven te verplaatsen naar het pandhof.