Von Quadt: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 8:
Vanaf 1664 tot 1786 werden leden van het geslacht erkend als of verheven tot vrijheer des H.R.Rijks, H.R.Rijksgraaf of Pruisisch graaf.
 
Bij Souverein Besluit van 7 oktober 1814 werd Otto Wilhelm von Quadt zu Wykradt und Isny (1758-1829) benoemd in de ridderschap van [[Gelderland]], gevolgd door homologatie van de titel van graaf in 1822. Bij KB van 13 september 1817 werd een verwant van de laatste, luitenant-generaal Carel Hendrik Maurits Herman Sigismund von Quadt-Hüchtenbruck (1776-1852), benoemd in de ridderschap van Limburg met homologatie van de titel van baron.
 
In 1829 werden nakomelingen van de genoemde Otto Wilhelm (1758-1829) erkend te behoren tot de Duitse ''Hohe Adel'' met verlening van het predicaat Zijne Doorluchtigheid bij eerstgeboorte; een achterkleinzoon van hem, Bertram (1849-1927) werd in 1901 door prins-regent Luitpold van Beieren verheven tot vorst bij eerstgeboorte en diens nageslacht bloeit nog in Duitsland.<ref>Hoewel alle nakomelingen van Otto Wilhelm (1758-1829), inclusief de vorstelijke, en de leden van de Freiherrliche tak, afstammend van Carel (1776-1852), dus ook behoren tot de Nederlandse adel worden zij niet vermeld in het ''Nederland's Adelsboek''.</ref>
 
{{Appendix|2=