Kaatedocus: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 4:
Vanaf mei 1934 werden door een team van [[Barnum Brown]] in dienst van het ''[[American Museum of Natural History]]'' opgravingen verricht in het noorden van [[Wyoming]]. Daarbij groef men bij de ''Howe Quarry'' bij [[Shell (Wyoming)|Shell]] in [[Big Horn County]] zo'n drieduizend beenderen van sauropoden op. Brown was op de vindplaats opmerkzaam gemaakt toen hij in 1932 in een kleine plaatselijke fossielenwinkel, gespecialiseerd in de schelpen waarnaar het plaatsje vernoemd is, een sauropodenbot aantrof dat afkomstig bleek van het land van rancher Barker Howe. Twee jaar later zond hij een team van tien man uit om verder onderzoek te verrichten, gefinancierd door de ''[[Sinclair Oil Corporation]]'' die immers een sauropode in het [[logo]] voerde. Tot de ploeg behoorden bekende verzamelaars als [[George Edward Lewis]], [[Carl Sorensen]] en [[Roland Thaxter Bird]]; die laatste was toen nog een jonge vrijwilliger die zichzelf ter plaatse aanmeldde. Op 11 juli 1934 voegde Brown zich bij zijn team samen met zijn vrouw Lilian die als kok fungeerde. Brown was van plan de opgravingen in 1935 voort te zetten maar blies dit af toen Howe extra voor de vondsten betaald wilde worden; de enorme stroom toeristen die de vindplaats kwamen bezoeken had hem het idee gegeven dat de botten zeer waardevol moesten zijn. De beenderen zouden overwegend onbeschreven blijven en in de jaren veertig bij een brand in het AMNH grotendeels verloren gaan; veel van het restant werd in de jaren zestig weggegooid nadat het door opslag in een oude kippenren bij Shell weggerot was. Slechts tien procent bleef bewaard. De vindplaats, die in 1934 grote publiciteit kreeg, raakte in vergetelheid maar werd in 1990 en 1991 weer geopend door een team van het Zwitserse ''[[Sauriermuseum Aathal]]'' onder leiding van de museumdirecteur [[Hans-Jakob Siber]], in Amerika bekend als "Kirby" Siber, waarbij opnieuw veel materiaal gevonden werd, voornamelijk bestaande uit zo'n vierhonderdvijftig losse botten. Door beide opgravingen werd een oppervlakte van vijftien bij vijfentwintig meter blootgelegd.
[[File:Sinclair motor oil advertisement, Menard, TX IMG 4346.JPG|left|thumb|''Sinclair Motor Oil'' gebruikt een sauropode voor reclamedoeleinden]]
In 2012 werd een aantal van deze beenderen door [[Emanuel Tschopp]] en [[Octávio Mateus]] benoemd en beschreven als de [[typesoort]] ''Kaatedocus siberi''. De geslachtsnaam is een samenvoeging van het [[Oudgrieks]]e δοκός, ''dokos'', "balk", een verwijzing naar de verwante vorm ''[[Diplodocus]]'', waarbij het "balk" slaat op de [[haemaalboog]] onder de staartwervels, met het [[Absaroke]] of ''Crow''-Indiaanse [[suffix]] ''~káate'' wat een [[verkleinwoord]] aangeeft. Het geheel wil zoiets betekenen als "Kleine Diplodocus" en verwijst naar de beperkte omvang van de soort vergeleken met die van verwanten. De soortaanduiding eert Siber en zijn gezin. Tschopp is een Zwitsers [[paleontoloog]] die belangstelling voor de soort opvatte toen hij de vindplaats in 1991 als tienjarige jongen bezocht; omdat Tschopp werkzaam is aan de ''[[Universidade Nova de Lisboa]]'' is ook de invloedrijke Portugese paleontoloog Mateus medeauteur.
 
Het typespecimen, [[holotype]] '''SMA 0004''', is gevonden in een laag uit de [[Morrisonformatie]] die dateert uit het vroege [[Kimmeridgien]] en ongeveer 155 miljoen jaar oud is. Het bestaat uit een vrij volledige schedel en onderkaken samen met een bijna volledige nek bestaande uit de derde tot en met veertiende halswervel. De schedel werd in losse delen gevonden; de nek grotendeels in twee in verband liggende reeksen. Volgens de beschrijvers behoren schedel en nek aan één individu toe, hoewel ze oorspronkelijk als twee specimina, respectievelijk "HQ2" en "HQ1", werden aangeduid. De mate van vergroeiing van de halswervels is een aanwijzing dat het gaat om een jongvolwassen of volwassen exemplaar. Daarnaast zijn talloze ribben, staartwervels, delen van de schoudergordel en voetbeenderen aan de soort toegewezen. De fossielen maken deel uit van de collectie van het Züricher museum. De beenderen zijn van goede kwaliteit en de nek is de meest complete die ooit van een enkel diplodocide individu is gevonden. Vermoedelijk is samen met de nog steeds niet beschreven botten in de verzameling van het AMNH, waartoe ook delen van het bekken behoren, ongeveer de helft van de skeletelementen bekend; zou het totale materiaal door Brown opgedolven nog aanwezig zijn, dat van minstens vijfentwintig individuen afkomstig was, dan was bijna het hele skelet bekend geweest. Het AMNH bezit een tweede schedel die als ''[[Barosaurus]]'' tentoon wordt gesteld.