F.B. Hotz: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Infobox auteur
k int link, blindenbibliotheek, literair tijdschrift
Regel 31:
Hotz volgde de [[ambachtsschool]] en daarna enige tijd een middelbare opleiding [[werktuigbouwkunde]] aan de [[Rotterdam]]se [[Willem de Kooning Academie|Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen]], maar daar lag zijn belangstelling niet. Daarom stapte hij in 1942 over op de [[kunstacademie|kunstafdeling]] van dezelfde academie. Ook nam hij trombonelessen, omdat hij jazz[[muzikant|musicus]] wilde worden. Hij bewonderde vooral de muziek van [[Paul Whiteman]] en [[Bix Beiderbecke]]. Deze voorkeur voor 'blanke Amerikaanse jazz' van de jaren twintig is hij altijd blijven koesteren. Vlak na de [[Nederland in de Tweede Wereldoorlog|Tweede Wereldoorlog]] kreeg hij [[tuberculose]], waardoor hij enkele jaren het bed moest houden en langdurig verbleef in een [[sanatorium]] in [[Frederiksberg]] nabij [[Kopenhagen]].
 
Van 1949 tot eind jaren zestig speelde hij in diverse jazzbands, waaronder de ''Dixieland Pipers'', de ''Hotel Savoy Society Syncopaters'' en ''The New Orleans Seven''. Daarnaast was hij jazz[[recensie|recensent]] voor het [[tijdschrift]] ''Rhythme''. In muziekkringen gold Frits Hotz als een van de beste jazztrombonisten van Nederland, die een 'fluwelen toon' aan zijn instrument kon ontlokken. In de loop van de jaren zestig kon Hotz, wiens longen door de tbc altijd zwak waren gebleven, niet meer met kracht trombone spelen, zodat hij stopte als musicus. Hij was ook zeer [[Myopie|bijziend]] en werd aan het eind van zijn leven vrijwel blind. Van 1961 tot 1979 was hij bibliotheekmedewerker bij de Nederlandse [[Blindenbibliotheek]] in [[Den Haag]].
 
Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen. Hij stuurde die pas in 1974 naar een [[uitgeverij]], [[De Arbeiderspers]]. De verantwoordelijke uitgever [[Theo Sontrop]] wilde ze zonder aarzeling publiceren en nog datzelfde jaar debuteerde hij in het [[Literair tijdschrift|literaire tijdschrift]] [[Maatstaf (tijdschrift)|Maatstaf]] met het verhaal ''De tramrace''. Zijn [[debuut]]bundel ''Dood weermiddel'' werd enthousiast ontvangen en ook voor de bundels die volgden bleef de waardering zeer groot. Alleen zijn enige [[roman (literatuur)|roman]] ''De vertekening'' had minder succes, mogelijk doordat zijn kracht vooral lag in het korte verhaal. In 1998 werd hem de [[P.C. Hooft-prijs]] toegekend voor zijn totale [[oeuvre]]. Op zijn verzoek werd die hem, anders dan gebruikelijk, zonder verdere feestelijkheden uitgereikt op een kleine bijeenkomst bij hem thuis.
 
Het oeuvre bestaat voornamelijk uit verhalen, deels geïnspireerd door de romans van [[J. van Oudshoorn]]. Zij zijn in een zeer sobere, maar precieze stijl geschreven. De sfeer van de verhalen is bepaald niet opgewekt, maar wel rijk aan [[ironie|ironische]] observaties. Vaak zijn ze gesitueerd in een vroegere periode van de twintigste eeuw. Ze worden bevolkt door mannen wie het in hun leven heeft tegengezeten en die staan in een moeizame verhouding tot doorgaans dominante vrouwen. In veel verhalen zijn [[autobiografie|autobiografische]] elementen verwerkt. Volgens [[Maarten 't Hart]], die met hem bevriend was, zou bij een bepaalde rangschikking van die verhalen een soort levensroman van Hotz kunnen worden samengesteld. Opvallend zijn de liefde en de detaillering waarmee voorwerpen, met name [[fortificatie]]s en historische transportmiddelen als de [[stoomtram]] en de [[luchtschip|zeppelin]], worden beschreven.