Osmolaliteit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kop verwijderd, mogelijke copyvio van een tekst door NVKC
Regel 31:
 
De begrippen hypo- en hypertoniciteit worden eveneens gebruikt als relatieve begrippen tussen twee vloeistoffen die verschillen in osmolaliteit. Hebben beide vloeistoffen dezelfde osmolaliteit dan worden zij [[isotoon]] genoemd.
 
==Klinische betekenis==
Een osmolaliteitbepaling wordt aangevraagd voor patiënten om de water- en elektrolytenbalans te controleren. Afwijkingen kunnen worden veroorzaakt door te veel of te weinig urineproductie, [[diarree]] of ophoping van giftige stoffen zoals [[ethanol|alcohol]], [[antivries]] en [[aceton]].
 
De test meet de hoeveelheid [[natrium]], [[kalium]], [[glucose]] en [[ureum]]. Dit zijn de belangrijkste stoffen die bijdragen aan het water- en elektrolytenevenwicht.
 
Osmolaliteit kan gemeten en berekend worden. Wanneer er giftige stoffen in het lichaam zijn, ontstaat er een verschil tussen de berekende en gemeten osmolaliteit. Dit wordt de osmotische gap genoemd.
 
Een urine-osmolaliteit wordt vaak samen met een bloedosmolaliteit aangevraagd om naar het waterevenwicht in het lichaam te kijken. Meestal worden deze beide testen aangevraagd wanneer de dokter [[diabetes insipidus]] vermoedt, een aandoening waarbij de patiënt heel veel water verliest via de urine.
 
Een bepaling van de osmolaliteit in ontlasting wordt aangevraagd wanneer men vermoedt dat een patiënt diarree heeft als gevolg van de aanwezigheid van bepaalde stoffen in de darmen.
 
Bloedosmolaliteit kan verhoogd zijn bij: uitdroging, diabetes insipidus, te hoge glucose, te hoog natrium, aanwezigheid van gifstoffen in het bloed (bijvoorbeeld alcohol, antivries en aceton), nierschade, mannitol behandeling, shock. In het algemeen geldt bij een verhoogde bloed-osmolaliteit dat er een tekort is aan water of dat er te veel stoffen opgelost zijn in het bloed. Als bij deze verhoogde uitslag ook een verhoogde osmotische gap wordt gevonden, is het mogelijk dat bij de patiënt een giftige stof aanwezig is in het bloed.
 
Bloedosmolaliteit kan verlaagd zijn bij: een teveel aan water in de bloedbaan, te weinig natrium of te hoge aanmaak van [[antidiuretisch hormoon]] (ADH) dat een belangrijke rol speel in de waterhuishouding van het lichaam.
 
==Zie ook==