Kwartaire ijstijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 77:
Tijdens het laatste glaciaal ([[Weichselien|Weichsel]] of Würm) was Nederland niet met landijs bedekt. De meest zuidelijke uitbreiding van het landijs was net ten oosten van [[Sleeswijk-Holstein]] in Noord-[[Duitsland]] en aangrenzend [[Polen]].
 
In Nederland heerste overwegend een [[toendra klimaattoendraklimaat]]. Tijdens de koudste en meest schrale perioden had de wind vrij spel en er werd op grote schaal [[dekzand]] afgezet, dat soms ruggen vormde. Ook werden gedurende het laatste deel van deze koude periode de rivierduinen of [[donk (heuvel)|donken]] gevormd, uitgewaaid uit drooggevallen beddingen van de grotere rivieren.
 
Het grondwater in de ondiepe ondergrond raakte in het laatste glaciaal bevroren ([[permafrost]]). In samenhang met het bevroren raken werden in Nederland veel [[pingo]]'s gevormd. De overblijfselen hiervan heten ''pingoruïnes''. Ze zijn herkenbaar als [[meer (water)|meertjes]] of [[ven (water)|vennetjes]]. In bijvoorbeeld [[Drenthe]] liggen tal van kleine meertjes die soms erg diep zijn. Ze liggen op het plateau van Midden-Drenthe en vormen de gletsjerkommen van [[Smilde]], [[Dwingeloo]], [[Gieten (Drenthe)|Gieten]], [[Grolloo]], [[Hooghalen]], [[Orvelte]], [[Gees]], [[Appelscha]], [[Mekelermeer]] en het [[Esmeer]]. Ook op de Veluwe komen pingoruïnes voor, bijvoorbeeld het [[Uddelermeer]].