Robert Southey: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
 
Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel in 1794. Vanaf 1809 leverde hij bijdragen aan de ''Quarterly Review'' en bouwde zoveel faam op dat hij in 1813, op voorspraak van Sir [[Walter Scott (schrijver)|Walter Scott]], werd benoemd tot [[Poet Laureate]] (hofdichter); deze eretitel zou hij gedurende dertig jaar voeren, tot aan zijn dood in 1843. Samen met [[William Wordsworth]] en zijn vriend en zwager [[Samuel Taylor Coleridge]] wordt hij gerekend tot de [[Lake Poets]], dichters die woonden en werkten in het [[Lake District]]. Hij is minder bekend gebleven dan de andere twee Lake Poets, maar in Engeland wordt zijn dichtwerk nog wel gelezen. Van zijn prozawerk, waaronder verschillende biografieën, is zijn ''Life of Nelson'' een klassiek werk geworden. Zijn bekendste gedichten zijn ''The Inchcape Rock'', ''After Blenheim'' (waarschijnlijk een van de eerste anti-oorlogsgedichten) en ''My days among the dead are past''.
 
Southey was tevens een gepassioneerd [[bibliofiel]]. Overal waar hij kwam - en voor zover zijn eerder bescheiden vermogen het toeliet - kocht hij boeken, voornamelijk betreffende geschiedkundige onderwerpen. In zijn laatste levensjaren trok hij zich vrijwel volledig terug tussen zijn boeken. Bij zijn dood telde zijn bibliotheek niet minder dan 14.000 volumes.
 
=='Belgische' reis==
Voor België heeft Robert Southey een extra betekenis, omdat hij in de herfst van 1815 een reis door de toenmalige Zuidelijke Nederlanden ondernam en daar een uitvoerig en lezenswaardig verslag over neerschreef: ''Journal of a tour in the Netherlands in the autumn of 1815''. Hij was ruim een maand onderweg, van 23 september (aankomst te [[Oostende]]) tot 27 oktober (inscheping terug huiswaarts vanuit het Franse [[Calais]]). Doel van de reis was - zoals voor veel Britten in die jaren na de val van [[Napoleon]] - het slagveld van [[Waterloo]], dat Southey tot tweemaal toe bezocht. Hij maakte evenwel van de gelegenheid gebruik om ook een hele rondreis te maken, die hem tot [[Namen (stad)|Namen]], [[Luik (stad)|Luik]], [[Maastricht]] en [[Aken]] bracht. Dit gebeurde toen nog met de [[trekschuit]] en vooral met de paardenkoets, over soms slecht begaanbare wegen. In elke plaats waar hij halt hield, schreef hij zijn impressies en observaties neer over de bezienswaardigheden, de bewoners en hun gebruiken, de kwaliteit en prijs van logies, spijs en drank, maar ook over de boekhandels en de boeken die hij er kocht. Southey's notities vormen een waardevolle informatiebron over het gebied dat vijftien jaar later het koninkrijk [[België]] zou worden, en over steden als [[Brugge]], [[Gent]], [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]], [[Brussel]], [[Hoei]], [[Spa]], [[Kortrijk]], [[Ieper]] en andere. De ''Journal'' werd pas na Southey's dood gepubliceerd. Het manuscript, afkomstig uit zijn nalatenschap, werd in 1864 geveild en verscheen pas in 1902 voor het eerst in druk in de Verenigde Staten. Een jaar later verscheen het boek ook in Londen. In de loop van de 20e eeuw volgden nog meerdere herdrukken. In 1946 verscheen te Antwerpen een Nederlandse vertaling, bezorgd door M. Cordemans.
 
De reis van 1815 inspireerde de auteur niet alleen tot de ''Journal'', maar ook tot een lang gedicht: ''The Poet's Pilgrimage to Waterloo'', dat in april 1816 in Londen gepubliceerd werd. De uitgave is geïllustreerd met acht buitentekstplaten, getekend door E. Nash en gegraveerd door George Cooke.