Lot (persoon): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k r2.6.4) (Robot: toegevoegd: oc:Lòt
grammaticale en tekstuele verbeteringen
Regel 7:
In Genesis 14 wordt verhaald hoe Lot tijdens oorlogshandelingen in zijn woonplaats [[Sodom (Bijbelse plaats)|Sodom]] gevangen werd genomen, waarop hij bevrijd werd door Abram.
 
Genesis 19 beschrijft hoe Lot in Sodom werd bezocht door twee mannen, die worden omschreven als engelen. Hij nodigde hen uit bij hem te overnachten. Toen de mannenmannelijke ininwijners van Sodom hiervan hoorden, vroegen zij Lot de mannen aan hen uit te leveren, met de kennelijke bedoeling hen tot seks te dwingen. Lot weigerde en bood hen zijn beide dochters aan in plaats van zijn gasten. Hier gingen de mannen van Sodom niet op in en probeerden het huis van Lot met geweld binnen te dringen. De engelen sloegen de belagers echter met blindheid. Zij adviseerden Lot om met zijn familie de stad te verlaten, omdat God de stad vanwege de slechtheid van zijnhaar inwoners zou verwoesten. Lot probeerde nog zijn aanstaande schoonzoons van de ernst van de situatie te overtuigen, maar dezen hadden er geen oren naar en lachten hem uit. Toen Lot begon te twijfelen pakten de engelen hem, zijn vrouw en beide dochters bij de hand, en dwongen hen zo direct uit de stad te vertrekken. Toen zij Lot en zijn gezin uit de stad hadden geleid en hen achterlieten, drukten zij hen op het hart tijdens hun vlucht niet achterom te kijken. De vrouw van Lot (haar naam wordt niet genoemd) kon aan haar nieuwsgierigheid echter geen weerstand bieden en keek toch om. Hierop veranderde zij in een zoutzuil (Gen. 19:26).
 
Met zijn twee dochters (waarvan dewier namen evenmin worden genoemd) woonde Lot in een grot nabij het stadje Zoar. De dochters waren kinderloos en hadden geen man. Daarom besloten zij hun vader dronken te voeren en hem te verleiden. Beiden werden hierop zwanger en baarden een zoon. De zoon van de oudste dochter heette [[Moab (persoon)|Moab]], de stamvader van de [[Moabieten]]. De jongste dochter noemde haar zoon [[Ben-ammi]]; hij werd de stamvader van de [[Ammonieten (volk)|Ammonieten]].
 
Lot wordt in de Bijbel ook genoemd in [[Deuteronomium]] 2:9 en 19 en in het boek [[Psalmen]] 83:9 en in het [[Nieuwe Testament]] in [[Evangelie volgens Lucas|Lucas]] 17 en in [[Tweede brief van Petrus|2 Petrus]] 2.