Romeyn de Hooghe: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
T. Tichelaar (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
T. Tichelaar (overleg | bijdragen)
→‎Levensloop: Details uit Colenbrander
Regel 6:
De familie De Hooghe was afkomstig uit Gent; de vader van Romeyn trouwde in [[Diemen]]. In 1673 trouwde Romeyn de Hooghe met Maria Lansman, de dochter van een predikant uit [[Edam]]. Hij woonde toen in de nieuwbouw aan de Reguliersgracht in een huurpand, waarschijnlijk tussen de Keizersgracht en de Amstelkerk. Hij heeft werk van [[Constantijn Huygens]] en [[Hugo de Groot (rechtsgeleerde)|Hugo de Groot]] geïllustreerd en het boek over scheepsbouw van [[Nicolaes Witsen]]. In 1675 had hij een kunsthandel in de [[Kalverstraat]] op de hoek met de Jonge Roelofsteeg. Van de inwijding van de [[Portugees-Israëlietische Synagoge|Portugese Synagoge]] op [[2 augustus]] [[1675]] maakte hij een aantal prenten; ook van het [[Pintohuis]] en het hof van [[Manuel de Belmonte|Belmonte]]. In 1677 kocht hij een pand op het [[Nieuwe Waalseiland]], nu Binnenkant 27, pal achter [[Michiel de Ruyter]]. De Hooghe was mogelijk een leerling van [[Franciscus van den Enden]] en bevriend met [[Hans Bontemantel]] en [[Adriaen Koerbagh]].
 
[[Bestand:Hofvanpinto.jpg|thumb|260px|Het [[Huis de Pinto]] in de [[Sint Antoniesbreestraat]]]]
In 1685 werd hij belachelijk gemaakt in een toneelstuk van de hand van [[Govert Bidloo]].<ref>L. Kooymans (2004) De doodskunstenaar. De anatomische lessen van Frederik Ruysch, p. 218-222.</ref>
De Hooghe verhuisde naar Haarlem en publiceerde een aantal stadgezichten en begon een tekenschool. Hij werd benoemd tot regent van een godshuis en mogelijk ook ouderling. In 1689 werd de kunstenaar benoemd als commissaris van de mijnbouw in [[Lingen (Ems)|Lingen]] om voor de tuinen van het [[Paleis Het Loo|Het Loo]], gekocht door [[stadhouder Willem III]], beeldhouwwerken te ontwerpen. Hij maakte tekeningen van [[kasteel Middachten]], etsen van het landhuis ''Valkenburg'', eigendom van [[Pieter de Graeff]], en in 1694 van het [[Lustslot Salzdahlum]].
 
[[Bestand:WLM - andrevanb - amsterdam, binnenkant 27 (1).jpg|260px|thumb|Binnenkant 27]]
 
In 1685 werd hij belachelijk gemaakt in een toneelstuk van de hand van [[Govert Bidloo]].<ref>L. Kooymans (2004) De doodskunstenaar. De anatomische lessen van Frederik Ruysch, p. 218-222.</ref> In 1689 werd de kunstenaar benoemd als commissaris van de mijnbouw in [[Lingen (Ems)|Lingen]] om voor de tuinen van het [[Paleis Het Loo|Het Loo]], gekocht door [[stadhouder Willem III]], beeldhouwwerken te ontwerpen.
 
In 1690 kreeg De Hooghe een proces aan zijn broek vanwege ergerlijk levensgedrag en aanstootgevende, [[erotisch]]e prenten in zijn Amsterdamse periode. Die prenten, die hij tien/vijftien jaar eerder aan de jeugd had verkocht, kwamen mogelijk uit de [[Decamerone]].<ref>[http://guffele.web-log.nl/letteroefeningen/2007/03/index.html Controversiële uitgaven en uitspraken door Romeyn de Hooghe].</ref> Als cartograaf was Romeyn in 1690 benaderd door de Fransen om de sluizen in de Maasdijk in Rotterdam en in de IJdijk bij Amsterdam door te steken.<ref>{{en}} [http://www.nottingham.ac.uk/mss/online/online-mss-catalogues/cats/port_1stearl8cat.html Brieven nrs. 1874–1877 en 1915].</ref> De Hooghe raakte daarnaast in de problemen omdat hij samen met [[Govert Bidloo]] een tiental schotschriften tegen de stad Amsterdam had gepubliceerd.<ref>Steur, A. van der & P. Kouwenberg (2004) Romeyn de Hooghe. Boeken, prenten en pamfletten, pp. 3, 63, 65.</ref> (De Amsterdamse burgemeesters waren voor handel met Frankrijk en de stadhouder was fel tegen.) De Hooghe werd beschuldigd van godslastering, corruptie, sodomie en incest.<ref>Weekhout, I. (1998) Boekencensuur in de Noordelijke Nederlanden. De vrijheid van drukpers in de zeventiende eeuw, p. 78.</ref> Hij werd bedreigd met uitsluiting van het [[avondmaal]] en confiscatie van zijn goederen. De Hooghe werd ziek en eiste voor de [[Kerst]]dagen genoegdoening van de burgemeesters [[Johannes Hudde|Hudde]], [[Nicolaes Witsen|Witsen]] en [[Joan Huydecoper van Maarsseveen (junior)|Huydecoper]] en hoofdofficier [[Jacob Boreel]].<ref>RAU, familiearchief Huydecoper van Maarsseveen, inventarisnr. 67-97.</ref> [[Eric Walten]], een Haagse pamflettist, was betrokken bij zijn verdediging.<ref>Walten verdedigde de [[Glorious Revolution]] en was enkele jaren later betrokken in een controverse rondom [[Balthasar Bekker]]. Hij eindigde zijn leven in de [[Gevangenpoort (Haarlem)]] als gevolg van verwaarlozing.</ref> De Hooghe had zijn lesje geleerd en publiceerde na 1690 geen controversiële karikaturen of prenten. De burgemeesters hadden meer dan 12.000 gulden besteed om Romeyn de Hooghe te kunnen veroordelen.<ref>Hale, M. (2006) Romeyn de Hooghe and the birth of political satire (The Netherlands). COLUMBIA UNIVERSITY, p. 1.</ref>
 
De Hooghe verhuisde naar Haarlem en begon een tekenschool aan de [[Nieuwe Gracht]] 13, dat hij in 1690 had laten bouwen. Hij leerde kinderen [[patroon (vorm)|patroon]]tekenen en was daarmee zijn tijd ver vooruit.<ref>Colenbrander, S. (2010) Zolang de weefkunst bloeit. Zijdeweverijen in Amsterdam en Haarlem 1585-1750, p. 242.</ref> De Hooghe werd benoemd tot regent van een godshuis en mogelijk ook ouderling.
[[Bestand:Hofvanpinto.jpg|thumb|260px|Het [[Huis de Pinto]] in de [[Sint Antoniesbreestraat]]]]
 
Bij het bezoek van stadhouder Willem III aan [[Den Haag]], vanwege besprekingen met de anti-Franse liga, ontwierp De Hooghe in februari [[1691]] een groot aantal decoraties, gebruikmakend van ontwerpen van [[Steven Vennekool]]. Samen met de auteur [[Govert Bidloo]] publiceerde hij de ''Komste van Zyne Majesteit Willem III., koning van Groot Britanje, enz. in Holland''. Bidloo schreef de teksten bij de ''blijde inkomst'', De Hooghe etste een aantal grote prenten, onder meer van het vuurwerk op de Hofvijver.
 
Hij maakte tekeningen van [[kasteel Middachten]], etsen van het landhuis ''Valkenburg'', eigendom van [[Pieter de Graeff]], en in 1694 van het [[Lustslot Salzdahlum]].
 
Voor de burgemeesterskamer van het stadhuis in [[Enkhuizen]] maakte hij in 1707 een schoorsteenstuk en acht [[grisaille]]s; voor het stadhuis in Alkmaar een aantal deuren. Voor de [[hortus botanicus]] in [[Haarlem]] ontwierp hij een aantal beelden, alleen dat van [[Laurens Janszoon Coster]] is bewaard gebleven.