Vijftigers: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Daan Borloo (overleg | bijdragen)
k →‎Achtergrond: interne verwijzing toegevoegd
Regel 4:
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. ''Er is een [[lyriek]] die wij afschaffen'', zoals ze dat stelden. Het gaat hier om de dichters [[Lucebert]], [[Hugo Claus]] en [[Gerrit Kouwenaar]]. Zij waren wat eerder betrokken geraakt bij een groep jonge Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars, die zich [[Cobra (kunst)|Cobra]] noemde, '''Co'''penhagen, '''Br'''ussel, '''A'''msterdam. Volgens deze Cobra-kunstenaars – onder hen [[Karel Appel]] en [[Guillaume Beverloo Corneille|Corneille]] – kon echte ‘vitale’ kunst alleen gemaakt worden door werkelijk vrije mensen. Alles wat die vrijheid in de weg stond, moest worden bestreden. Esthetische conventies waren bij uitstek zaken die vrijheidsbelemmerend werkten, en daarom moest de kunst weer rechtstreeks kunnen ontstaan vanuit haar oerbronnen: spontaneïteit en directheid waren belangrijk. Voorbeelden van onmiddellijke expressie, niet gehinderd door allerlei esthetische ‘lagen eroverheen’ vonden zij vooral in kindertekeningen en in Afrikaanse volkskunst. Hun poëzie kan worden gezien als een tegenreactie op de veel zakelijkere ''[[poésie parlante]]'' uit de jaren 1930.
 
De dichters van de Beweging van Vijftig zoeken heel sterk de uitdrukking van de totale mens, dus zowel gevoel als verstand. Ze gingen daarom in tegen de ratio die de werkelijkheid opdeelt in categorieën, die verdeelt en scheidt. Zij zoeken het – misschien om die reden – in hun kunst vaak in lichamelijke beelden, eten, spijsvertering. Als alternatief voor het verstand zijn voor hen de zintuigen. Op zich ageren ze niet tegen het weten, maar streven wel naar een andere soort weten, waarbij ervaring centraal staat: 'Denken met tong en handen' zoals [[Jan_Elburg|Jan G. Elburg]] het verwoordde.
 
Tegelijk hadden zij een afkeer van wat zij ‘gekunsteld’ zouden noemen. Zij voelden zich aangetrokken tot het spontane zoals dat ook in het [[surrealisme]] bestaat. Die drang tot onbelemmerde uiting, vrij van allerlei beperkingen van vorm, leidde er bij hen toe dat zij heel veel typische vormaspecten loslaten. Zij gebruiken net als de [[expressionisme|expressionisten]] bijna geen [[rijm (stijlfiguur)|rijm]] (althans geen [[eindrijm]]), geen regelmatige [[Strofe|versvormen]], en ook laten zij vaak [[interpunctie]] (punten, komma's) en hoofdletters achterwege in hun gedichten. Vaak weet je niet waar de ene zin ophoudt en waar de volgende begint en zo worden zinnen vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Hiermee wilden ze de invloed van het logisch denken verkleinen. Deze vorm van dichten werd ook wel ‘experimenteel’, ‘experimentele poëzie’ of ‘vrije poëzie’ genoemd, en de Vijftigers staan ook wel bekend als de Experimentelen.