Paradigma (taalkunde): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Flinus (overleg | bijdragen)
k spellingvarianten
Regel 46:
Dit gereduceerde paradigma is via een aantal tussenstadia bereikt. Hetzelfde geldt voor andere moderne talen als het [[Engels]] en het [[Nederlands]], die nog maar in zeer geringe mate synthetisch zijn. In het [[Oud-Engels]] waren er nog vijf en later vier naamvallen, maar allengs werd de [[suffix|uitgang]] minder prominent, vervolgens toonloos, om daarna helemaal niet meer te worden uitgesproken. In het Nederlands moet eenzelfde ontwikkeling hebben plaatsgevonden, maar voor deze taal zijn veel minder tussenstadia overgeleverd dan voor het Engels, en reconstructie is moeilijker.
 
Dit heeft oudere grammaticaschrijvers er niet van weerhouden toch naamvallen (de verschillende ''functie''gebonden vormen) te willen reconstrueren. Voor het Nederlands zocht men enerzijds verschillende vormen in oudere teksten, maar vaak zonder voldoende grond. In de tijd dat er nog geen standaardtaal bestond (vóór de [[renaissance]]), was het vrij gemakkelijk onderling afwijkende vormen te vinden, hetzij door variante spellingenspellingvarianten. hetzij uit verschillende dialecten. De conclusie dat het hier om naamvallen ging, heeft later vaak geen stand kunnen houden.<br>Anderzijds werd ook nog van "naamvallen" gesproken als het woord maar één enkele vorm kende; de functie die het woord in de zin vervulde, moest dan de naamval bepalen.<br>In al zulke gevallen was echter van een werkelijk paradigma geen sprake meer. Men probeerde er een te construeren, omdat men van de veronderstelling uitging dat het Nederlands (of een andere taal) toch gemodelleerd moest zijn naar het Latijn, dat men als modeltaal beschouwde. Zo werd een norm opgelegd aan een taal, maar die norm was gebaseerd op de beschrijving van een ''andere'' taal. De moderne taalkunde verwerpt deze methode.
 
Het paradigma is in het Nederlands overigens niet verdwenen. Het volgende overzicht biedt slechts een greep.