Gijsbrecht van Aemstel: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
zoals eerder vermeld |
zoals gezegd "bespiegelingen" |
||
Regel 26:
Zoals Vondel in zijn uitvoerige inleiding vermeldt, schreef hij de ''Gijsbrecht'' in navolging van de [[Aeneis]] van de Romeinse dichter [[Vergilius]]. Dit [[epos|heldendicht]] in het [[Latijn]] beschrijft in 12 boeken de daden van de [[Troje|Trojaanse]] stamvader [[Aeneas]] en de ondergang van zijn stad. Vrij naar het, op het titelblad van de ''Gijsbrecht'' vermelde en in de Aeneis naar de val Troje verwijzende motto ''Urbs antiqua ruit'' (een oude stad wordt vernietigd), verwoordt Vondel in het vierde bedrijf de val van Amsterdam met de verzen 1120/1122: ''"De groote aloude stad, vermaert in oorelogen, (...) Gaet plotzelijck te gronde en zinckt met eenen slagh."'' De inhoud van het klassieke [[paard van Troje]] vertoont een duidelijke overeenkomst met de lading van Vondels “Schuit ’t Zeepaardje” en het lot van Vondels personage Bisschop Gozewijn herinnert aan het beklagenswaardige einde van de oude koning [[Priamus]].
Schreef Vergilius in [[hexameter]]s, Vondel koos meestal voor de [[alexandrijn]] als dichtvorm. Al in de vroege jaren twintig van de [[17e eeuw]] had Vondel zich door studie van de klassieke cultuur en [[Renaissance-humanisme|humanistische]] wetenschappen ontwikkeld tot een humanistisch-[[renaissance|renaissancistisch]] dichter.<ref>Ibidem, Inleiding p. XVII</ref> In navolging van [[de klassieken]] heeft de ''Gijsbrecht'' een [[klassieke oudheid|klassieke]] bouw in vijf bedrijven, die worden afgesloten met een 'Rey' of [[reidans|rei]]'. Deze aan de Griekse [[koor (toneel)|koorzangen]] verwante, gesproken of gezongen [[lyriek|lyrische]] bespiegelingen staan los van de handeling.
Titelheld Gijsbrecht opent het treurspel met de verheugende mededeling:
|