Wet op de dividendbelasting 1965: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Oszzz (overleg | bijdragen)
GrouchoBot (overleg | bijdragen)
clean up http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/121/bij_voorbeeld_bijvoorbeeld/, replaced: → (2), bij voorbeeld → bijvoorbeeld (2) met AWB
Regel 58:
=== Geen kostenaftrek ===
 
Op de opbrengst waarover de dividendbelasting verschuldigd is, mogen geen [[kosten (boekhouding)|kosten]] in mindering gebracht worden. De dividendbelasting is met andere woorden verschuldigd over de bruto opbrengst.
 
== Tarief ==
Regel 74:
== Voorheffing of eindheffing ==
 
De Nederlandse dividendbelasting is in beginsel een afzonderlijke belasting. Dit betekent dat de belasting geheven wordt naast bijvoorbeeld de Nederlandse inkomstenbelasting en Nederlandse vennootschapsbelasting. Onder omstandigheden is de dividendbelasting echter een zogenoemde [[voorheffing]]. Dit betekent dat de dividendbelasting geheel of gedeeltelijk met een andere belasting, zoals bij voorbeeldbijvoorbeeld de Nederlandse inkomstenbelasting, verrekend mag worden, omdat de opbrengst ook volgens die belastingregeling belast wordt. Kan de dividendbelasting in zo’n geval niet verrekend worden, dan treedt op wat in het fiscale jargon “economische dubbele belasting” genoemd wordt. De voorheffing is in dat geval ook een [[eindheffing]] geworden.
 
In een puur Nederlandse situatie is de dividendbelasting nagenoeg altijd een voorheffing van de Nederlandse inkomstenbelasting of de Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij uitkering aan een natuurlijk persoon in een puur Nederlandse situatie wordt de ingehouden dividendbelasting verrekend met de inkomstenbelasting. Afhankelijk van de situatie treedt verrekening op in box 1, box 2 of box 3. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als winst uit onderneming ([[box 1]]) dan is hierop het progressieve tarief van box 1 van toepassing. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit aanmerkelijk belang ([[box 2]]), dan worden zij uiteindelijk voor 25% belast. Er volgt dan op de aanvankelijke inhouding van 15% dus nog een naheffing van 10%. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit sparen en beleggen ([[box 3]]) dan is de ingehouden dividendbelasting geheel terug te vragen bij de fiscus, zij het dat het onderliggende vermogen volgens box 3 belast wordt met 30% over een [[forfait]]air rendement van 4%.
Is de ontvanger van het dividend in een puur Nederlandse situatie een vennootschap, dan wordt de dividendbelasting verrekend met de [[vennootschapsbelasting]] die de aandeelhoudende onderneming moet betalen. Het uitgekeerde dividend is immers te beschouwen als winst voor de aandeelhouder. Bij een tarief voor de vennootschapsbelasting van 25,5% dient er dan dus nog 10,5% nageheven te worden.
Indien evenwel een moederonderneming meer dan 5% van aandelen in een dochteronderneming bezit, kan men een beroep doen op de zogenaamde [[deelnemingsvrijstelling]]. Daardoor wordt winst genoten uit de dochteronderneming vrijgesteld van de vennootschapsbelasting en daaronder ook de winst uit dividenden. Hierdoor wordt voorkomen dat winsten in een dochteronderneming uiteindelijk tweemaal onder de vennootschapsbelasting belast worden.
In grensoverschrijdende situaties (de aandeelhouder in een in Nederland gevestigde vennootschap woont bij voorbeeldbijvoorbeeld in België) is de Nederlandse dividendbelasting echter veelal een eindheffing, althans als men uitsluitend de Nederlandse belastingen in aanmerking neemt. Die niet in Nederland gevestigde of woonachtige aandeelhouder zal echter veelal ook in zijn vestigings- of woonland voor dezelfde dividendinkomsten belastingplichtig zijn (zie voor deze situatie de volgende paragraaf).
 
== Internationale aspecten ==