Gijsbrecht van Aemstel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Souffleur (overleg | bijdragen)
k typo
Souffleur (overleg | bijdragen)
gelijks. opm. bij elkaar, Groot/Grotius, lf. speculatie, 'veronderstelling'
Regel 7:
 
Het stuk speelt in Amsterdam, tijdens een kerstnacht omstreeks 1300<ref> [http://www.dbnl.org/tekst/vond001gysb01_01/vond001gysb01_01_0007.php Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]. Gysbreght van Aemstel, inleidingen en aantekeningen Mieke B. Smits-Veldt, Amsterdam University Press, Amsterdam 1994. 'Vondel en het vaderlands verleden', noot 18; historisch beleg gesteld op 1304</ref><ref>Ibidem, Vierde bedrijf vs. 1000, noot 6.</ref> en gaat over de belegering van de stad door de omliggende dorpen, verenigd in de [[Kennemerland|Kennemers]] en [[Waterland (regio)|Waterlanders]]. Aanleiding is de vermeende betrokkenheid van Gijsbrecht bij de ontvoering en doodslag van [[Floris V van Holland|Floris V]] in 1296. De vijandelijke soldaten lijken zich aanvankelijk terug te trekken, maar duiken als gevolg van een list van het personage 'Vosmaar, de Spie' onverwacht weer op. Gijsbrecht wordt na hevige gevechten gedwongen, met zijn vrouw [[Badeloch]] en hun kinderen, naar [[Pruisen]] te vluchten, om daar een ''Nieuw Holland'' te stichten.
 
De tijd van handeling, de kerstnacht en de parallel tussen de moord op de onschuldige [[Clarissen|Klaris]]sen en de [[kindermoord van Bethlehem|kindermoord in Bethlehem]] benadrukt de Christelijke strekking van de door God opgelegde beproeving die uiteindelijk zinvol zal blijken te zijn.
 
De tragedie ''Geeraerdt van Velsen'' van [[Pieter Corneliszoon Hooft|P.C. Hooft]] uit 1613 is gebaseerd op de gebeurtenissen rond de moord op Floris V. Deze gebeurtenissen vormen de voorgeschiedenis van de verwikkelingen in Vondels Gijsbrecht.
 
De tijd van handeling, de kerstnacht en de parallel tussen de moord op de onschuldige [[Clarissen|Klaris]]sen en de [[kindermoord van Bethlehem|kindermoord in Bethlehem]] benadrukt de Christelijke strekking van de door God opgelegde beproeving die uiteindelijk zinvol zal blijken te zijn. Gijsbrecht is een toonbeeld van deemoed en godsvertrouwen in tijden van beproeving. Het stuk is een icoon in de tijd van de bezetting. Het herinnerde het publiek aan oorlogsgeweld, de strijd tegen Spanje, belegering van steden en vermiste echtgenoten.
 
In 1637 tijdens de [[Tachtigjarige Oorlog]], toen in zuidelijker provincies de Spaansgezinde vijandelijkheden nog woedden, schreef Vondel in zijn inleiding van de ''Gijsbrecht'':
:"Of enige Amsterdammers mochten walgen van de zwaren val hunner muren en ’t verstrooien hunner voorouderen te horen, zo wordt die bittere nasmaak verzoet door Rafaëls voorspelling van de heerlijke verrijzenisse der verdelgde vesten en verstrooielingen; dat wij nu op het allergelukkigste beleven, onder de wijze regering der tegenwoordige burgemeesteren, die het gemeen beste boven hun eigen behartigen en genen oorlog prijzen, dan die om de vrede gevoerd wordt."
 
De ''Gijsbrecht'' wordt wel een [[tragedie (toneel)|tragedie]] genoemd, omdat Vondel in [[Drama (kunst en cultuur)|drama's]] als ''[[Lucifer (toneelstuk)|Lucifer]]'' de [[Aristoteles|Aristotelische]] uitgangspunten volgt van de [[Klassieke oudheid|klassieke]] tragedie. Hoewel ook Vondel zelf in de ondertitel van een "treurspel" spreekt, is dat in de ''Gijsbrecht'' maar ten dele het geval. Zo is het [[personage]] Gijsbrecht niet de tragische [[Protagonist|held]] die ten onder gaat door eigen handelen en vindt er geen [[Katharsis (literatuur)|catharsis]] plaats. De afloop is dan ook niet [[noodlot (term)|noodlot]]tig. Vondel koos voor een troostende [[deus ex machina]], die het geslacht van de van Aemstels en de stad een glanzende, (zij het verre) toekomst, voorspelt. De middeleeuwse tijd van handeling bood Vondel in de [[Claus (toneel)|claus]] van [[Rafaël (aartsengel)|Rafaël]], ''"één der zeven Engelen"'' de gelegenheid een aangenaam [[visioen]] van zijn eigen (en de toekomstige) tijd op te roepen. Zowel de titelheld en de zijnen, als het publiek, kregen van de [[aartsengel]] de verzekering:
 
Vondel koos voor een troostende [[deus ex machina]], die het geslacht van de van Aemstels en de stad een glanzende, (zij het verre) toekomst, voorspelt. De middeleeuwse tijd van handeling bood Vondel in de [[Claus (toneel)|claus]] van [[Rafaël (aartsengel)|Rafaël]], ''"één der zeven Engelen"'' de gelegenheid een aangenaam [[visioen]] van zijn eigen (en de toekomstige) tijd op te roepen. Zowel de titelheld en de zijnen, als het publiek, kregen van de [[aartsengel]] de verzekering:
:Al leit de stad verwoest, en wil daer van niet yzen
:Zy zal met grooter glans uit asch en stof verrijzen.
 
Het 17e eeuwse publiek, het Amsterdamse stadsbestuur en de toenmalige financiers van de voorstellingen waaraan een deel van de inkomsten ten goede kwam (de [[caritas (deugd)|charitatieve]] instellingen Het Burgerweeshuis en het Oude Manne- en Vrouwenhuis<ref>''Vondel, Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza.'' Verzorgd door Albert Verweij. Opnieuw uitgegeven met een inleiding door Mieke B. Smits-Veldt en Marijke Spies. Becht, Amsterdam, 1986, Inleiding p. XXIX, ISBN 90 230 06119.</ref>) zullen deze heilsboodschap instemmend hebben aangehoord.
 
Gijsbrecht is een toonbeeld van deemoed en godsvertrouwen in tijden van beproeving. Het stuk is een icoon in de tijd van de bezetting. Het herinnerde het publiek aan oorlogsgeweld, de strijd tegen Spanje, belegering van steden en vermiste echtgenoten.
 
Om na het zien van de onfortuinlijke voorouders de stemming nog wat te verhogen werden latere Amsterdamse voorstellingen van de ''Gijsbrecht'' (v.a. het einde van de 17e of het begin van de 18e eeuw) rond Nieuwjaarsdag gevolgd door ''De bruiloft van Kloris en Roosje''. Wie de auteur is van deze boertige [[klucht]] met zang en dans, staat niet vast. Dit vrolijke naspel eindigde traditioneel met een door de personages ''Thomasvaer'' en ''Pieternel'' uitgesproken Nieuwjaarswens, waarin de actuele gebeurtenissen van die dagen van [[satire|satirisch]] commentaar werden voorzien.
Regel 127 ⟶ 123:
*Verwijzingen naar Vondels Gijsbrecht van Aemstel zijn onder andere te vinden in de straatnamen van diverse Nederlandse gemeenten (zoals het [[Gijsbrecht van Aemstelpark]] in Amsterdam) en de [[Scouting Nederland|scoutinggroep]] "Gijsbrecht van Aemstel".
* Op de plek waar de eerste stenen [[Stadsschouwburg Amsterdam|Amsterdamse Schouwburg]] in 1638 haar deuren opende, stond tussen 1617-1622 [[Samuel Coster]]s [[Eerste Nederduytsche Academie]], waar men zich naast de [[Rederijker|rederijkerij]] ook wijdde aan hoger onderwijs in de volkstaal.
* De eerste opvoering van de ''Gysbreght van Aemstel'' deed Vondel voor de geleerde staatsman [[Hugo de Groot|Hugo Grotius,]] rond 1636. {{feit|bron?|2010|12|02}}. Al snel concludeerde men dat dit stuk, met zijn klassieke allure, zo goed was, dat de ‘Gysbreght van Aemstel’ als openingsstuk voor de nieuwe schouwburg een feit werd.{{feit|bron?|2010|12|02}}. In een ‘Voorspel’ wijdde Vondel de tragedie tevens aan de regeerders van de stad.
* Het, van het Griekse woord 'theatron' afgeleide woord 'Schouwburg' werd door Vondel bedacht. De 'eigennaam' werd de populaire soortnaam.
* Vele kunsthistorici schreven en [[speculatie |speculeerden]] over de raakvlakken in het werk en de levens van de tijdgenoten Rembrandt en Vondel. <ref> http://www.dbnl.org/tekst/ster002oork01_01/ster002oork01_01_0011.php?q J.F.M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring. N.V. Uitgevers-maatschappij, voorheen Paul Brand, Bussum 1918 vanaf pag. 287</ref> HoewelIn hettekeningen [[clair-obscur]] licht theatraliteit suggereert, is de veronderstelling dat ''de Nachtwacht'' direct geïnspireerd is op de openingsscène in de ''Gysbrecht'' niet waarschijnlijk;van Rembrandt vermeldt, zonder enige verwijzing naar de Middeleeuwen, de naam en toenaam van alle op zijn doek afgebeelde 17e eeuwse figuren in het naast de poort afgebeelde schild. Wel herkent men in tekeningen van Rembrandt toneelspelers en personages uit het stuk.<ref>Zie: Rembrandts tekening : De toneelspeler Willem Ruiter als bisschop Gozewijn in de kleedkamer. O. Benesch, I, 132.</ref>
* In januari 1967 vond in de Rotterdamse schouwburg een schoolvoorstelling van de Gysbreght plaats, waar scholieren verplicht naar toe moesten. Er was zoveel keet en rumoer in de zaal, dat de stervende Arend, geleund in de armen van Gysbreght zich voor het laatst oprichtte en rechtstreeks tot de zaal de in de Gysbrecht-traditie unieke tekst sprak: ‘Mag ik effe rustig doodgaan alsjullieblieft?’ Enig geloei klonk op, maar veel aandacht trok hij zelfs met deze woorden niet.
* Karel Porteman en Mieke B. Smits-Veldt beschrijven in de reeks: Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur ''Een nieuw vaderland voor de muzen'' waarom de ''Gijsbrecht'' deel is van de canon van de Nederlandse letterkunde. Zij schrijven dat het onduidelijk is of Vondel het openingsstuk van de Schouwburg in opdracht of op eigen initiatief schreef.