Ministeriële verantwoordelijkheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Gpvosbot (overleg | bijdragen)
k Botgeholpen doorverwijzing: Koninklijke familie - Verwijzing(en) gewijzigd naar Koninklijke familie (Nederland)
Regel 9:
De ministeriële verantwoordelijkheid geldt ook voor de andere leden van het [[Koninklijk Huis (Nederland)|Koninklijk Huis]]. Dit wordt wel een afgeleide verantwoordelijkheid genoemd, omdat zij niet rechtstreeks uit de grondwet voortvloeit. Het gedrag van leden van de koninklijke familie, meer in het bijzonder de leden van het koninklijk huis (art. 39 Gw) kunnen de positie van de Koning raken. Zo is de gedachte ontstaan dat voor dergelijk handelen ministeriële verantwoordelijkheid moet worden aangenomen. De verantwoordelijkheid wordt groter naarmate iemand dichter bij het staatshoofd staat. Vooral de echtgenoot en de vermoedelijke erfgenaam van de troon vallen in sterke mate onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid is volgens sommige auteurs moeilijk te verdedigen, omdat ministers, op wie deze zou rusten, geen bevoegdheden bezitten ten aanzien van de leden van het koninklijk huis. Verantwoordelijkheid gaat niet zonder bevoegdheid.
 
De ministeriële verantwoordelijkheid voor de leden van het Koninklijk Huis maakt het noodzakelijk om het aantal leden van dat Huis te beperken. Zo zullen van rechtswege de kinderen van [[Prinses Margriet]] hun lidmaatschap van het Koninklijk Huis verliezen, zodra [[Willem-Alexander der Nederlanden|Prins Willem-Alexander]] zijn moeder zal hebben opgevolgd. ''(Anders dan veel mensen denken blijven de kinderen van Prinses Margriet natuurlijk nog wél lid van de [[Koninklijke familie (Nederland)|Koninklijke familie]], maar daar geldt de ministeriële verantwoordelijkheid niet meer.)''
 
De ministeriële verantwoordelijkheid betekent ook, dat een minister verantwoording verschuldigd is aan de [[Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden|Staten-Generaal]] voor alles waar hij voor bevoegd is. Daarbij gaat het ook om de bevoegdheden van zijn ondergeschikte ambtenaren en zowel om 'handelen' als het 'nalaten van handelen'.