Buizenversterker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Elefant (overleg | bijdragen)
enkele wijzigingen en toevoegingen
Regel 7:
* Het voedingsdeel bevat een voedingstransformator en een [[gelijkrichter]] die een gelijkspanning tussen ongeveer 300 en 800 volt voor de [[anode]]s van de buizen levert, en een spanning van (meestal) 6,3 volt voor de gloeidraden van de buizen. In sommige versterkers wordt de anodespanning met een [[Vacuümdiode|gelijkrichtbuis]] gelijkgericht.
De fasedraaier, meestal ook een elektronenbuis van het type [[triode]], zorgt ervoor dat het ingangssignaal uit de voorversterker op de juiste manier aan de eindbuizen wordt doorgegeven. De ene eindbuis krijgt het signaal ''in fase'' op zijn stuurrosterstuurrooster aangeboden, terwijl de andere het ''in tegenfase'' op zijn stuurrooster krijgt. Vanwege de aanwezigheid van kathodeweerstanden wordt de kathode vanwege de buisstroom positief ten opzichte van het stuurrooster, wat via de stuurroosterweerstand aan aarde ligt, waardoor de buis stabiel op een ruststroom ingesteld wordt (negatieve voorspanning).
 
Als de ene eindbuis momentaan meer stroom gaat trekken doordat de (negatieve) stuurspanning ''stijgt'', gaat de andere eindbuis momentaan minder stroom trekken doordat deze spanning evenveel ''daalt'' (tegenfase). De eindbuizen staan in serie met de (inprimaire tweewikkeling helftenmet verdeelde) primaire wikkelingmiddenaftakking van de uitgangstrafo. De stroom door de buizen loopt dus ook door de primaire wikkeling van de uitgangstransformator. Als de stroom in de ene helft van de primaire wikkeling van de uitgangstransformator toeneemt, neemt hij in de andere helft af. Hierdoor wordt het opgewekte magnetische veld versterkt en wordt er een spanning geïnduceerd in de secundaire wikkeling van de uitgangstransformator. Op deze wijze zijn de eindbuizen in ''balans'' (Engels: ''push-pull'') geschakeld (klasse A). Indien de eindtrap een vaste negatieve voorspanning op de stuurroosters krijgt, zodadig dat de positieve signalen door de ene buis loopt en de negatieve signalen door de andere buis, spreekt men van een eindtrap in klasse B.
 
De uitgangstransformator dient twee doelen:
Regel 22:
===Muziek===
{{Hoofdartikel|Gitaarversterker}}
Veel gitaristen en organisten zweren bij de klank van een buizenversterker, die volgens hen het geluid van een versterkte [[elektrische gitaar]] extra diepte geeft. De reden is meestal dat een buizenversterker doorgaans een hoger piekvermogen heeft dan een transistorversterker bij gelijk continu vermogen. De oorzaak van dat hogere piekvermogen is de voeding van buizenversterkers. Als er extra zware elco's (met veel capaciteit) in het hoogspanningsgedeelte van de voeding zijn geplaatst, kunnen de buizen in de eindtrap langer profiteren van een hoge anodespanning. Daardoor kan bij staccato-achtige geluidssignalen in relatief korte tijd veel vermogen worden afgegeven aan de luidspreker(s).
 
Daarnaast geeft een buizenversterker extra kleur aan het geluid van een gitaar of orgel, als er bewust vervorming door oversturing wordt toegepast. Hierbij speelt enerzijds de (in vergelijking met een transistorversterker) geringere demping van de luidspreker in samenhang met de eindtrafo een rol, anderzijds verschilt het vervormingsgedrag van een buizenversterker sterk van dat van een transistorversterker. Een vastlopende ('clippende') transistorversterker geeft een vervormd geluid dat de meeste mensen zeer onaangenaam vinden, terwijl een overstuurde buizenversterker een gecomprimeerd signaal geeft, dat als veel minder onaangenaam wordt ervaren. Juist dat gecomprimeerde, vervormde signaal spreekt veel gitaristen aan.
 
{{bron|bronvermelding=