Kritik der Urteilskraft: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Philip Habing (overleg | bijdragen)
geprobeerd om filosofische verhandeling om te buigen in alledaags taalgebruik.
Philip Habing (overleg | bijdragen)
Regel 63:
Naast het vermogen het schone te beoordelen (het smaakoordeel) analyseert Kant ook het beoordelingsvermogen betreffende het verhevene. Het verhevene is dat wat zonder meer en zonder enige vergelijking groots is.
Het verhevene komt op verschillende punten overeen met het schone:
a.* Het bevalt om zichzelf;
b.* het veronderstelt geen oordeel van de zinnen noch een logisch bepalend, maar een reflecterend oordeel;
c.* daarom hangt het welgevallen dat het verschaft niet af van een gewaarwording (het aangename) of begrippen (zoals bij het goede), maar is het welgevallen toch met onbepaalde begrippen verbonden, waardoor de verbeeldingskracht bij een bepaalde aanschouwing in overeenstemming wordt beschouwd met het vermogen van de verstandsbegrip¬pen of de rede.
d.* Daarnaast zijn oordelen over het verhevene, net als die over het schone, singuliere oordelen die aanspraak maken op algemene geldigheid.
e.* Beide zijn verklaringen van een esthetisch algemeen geldige oordeel; beide baseren zich op subjectieve gronden (het schone op die van de zintuiglijkheid ten gunste van het contemplatieve verstand; het verhevene juist afgekeerd hiervan, is gericht op de doeleinden van de praktische rede); beide zijn in hetzelfde subject verenigt en zijn doelmatig in relatie tot het morele gevoel, en dit is de achting voor de morele wet.
 
Het verhevene verschilt echter op een aantal punten fundamenteel met het schone.
a.* Het natuurschone betreft de vorm van een object, die begrensd is. Het verhevene is evenwel ook aan een vormloos object te vinden, voor zover aan dat object of als gevolg daarvan onbegrensdheid wordt voorgesteld en toch de totaliteit erbij gedacht wordt.
b.* Daarom zou je het schone de uitbeelding van een onbepaald verstandsbegrip kunnen noemen, het verheven echter van een onbepaald redebegrip.
c.* Het schone gaat gepaard met direct lustgevoel. Het gevoel van het verhevene is een slechts indirect lustgevoel. Het welbehagen is hier meer bewondering of achting en is dus een negatieve lust.
d.* Het natuurschone impliceert een doelmatigheid in haar vorm, die daarom aanleiding vormt tot welbehagen. Het verhevene daarentegen wordt, juist als het ondoelmatig en strijdig met ons voorstellingsvermogen lijkt te zijn, als nog meer verheven beschouwd. Het verhevene betreft niet natuurobjecten, maar uitsluitend ideeën van de rede, die ons gemoed beroeren.
e.* Het natuurschone brengt ons tot de ontdekking van de natuur als kunst; niet onze kennis maar wel het begrip voor de natuur wordt vergroot. In het verhevene is hier echter geen sprake van. Juist chaos en woestheid van de natuur wekken het verhevene op. Het verhevene vindt uitsluitend zijn grond in onszelf.
f.* Bij het schone is de reflecterende oordeelskracht in zijn relatie tot de kennis sowieso doelmatig gestemd. Bij het verhevene is er lustgevoel vanwege de verbreding van de verbeeldingskracht.
 
Het verhevene is een (natuur)object, waarvan de voorstelling die je ervan maakt het gevoel van de ontoereikendheid van natuur als afbeelding van ideeën teweegbrengt.