Sociolinguïstiek: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
artikel over sociolinguïstiek aangevuld
links gelegd
Regel 32:
'''Adolescenten'''
 
[[Adolescenten]] worden het sterkst beïnvloed door de leeftijdsgenoten. Daarnaast spelen adolescenten een belangrijke rol bij taalverandering. Die worden vaak uitgelokt of beïnvloed door jongeren uit de middenklasse. Deze groep doet vaak aan hypercorrect taalgedrag. Dit is het nabootsen van het taalgedrag van de hoge sociale klasse, maar met meer prestigevarianten dan de jongeren uit de hoge sociale klasse zelf. Op die manier ontstaan nieuwe uitspraakvarianten en kan een taalverandering plaatsvinden. De jongeren uit de lage sociale klasse doen niet aan hypercorrectie. Deze jongeren zorgen ook voor taalvariatie, bijvoorbeeld door het spreken van een [[straattaal]].
 
 
'''Volwassenen'''
 
[[Volwassenen]] passen hun taalgebruik het vaakst aan, aan de normen en waarden die op dat moment heersen. Ze gebruiken ook vaker dan jongeren en ouderen taaluitingen die typisch zijn voor de hoge sociale klasse. Volwassenen doen vaak aan taalaccommodatie. Dat gebeurt wanneer een persoon zijn taalgebruik aanpast onder invloed van zijn gesprekspartner. Er zijn twee vormen van [[taalaccommodatie]]: convergentie en divergentie. Volwassenen doen vaak aan convergentie, dat is het naar elkaar toegroeien van het taalgebruik van de communicatiepartners. Divergentie is het tegenovergestelde, de taalverschillen worden vergroot.
 
 
'''Ouderen'''
 
Met ouderen worden personen bedoeld die de pensioenleeftijd hebben bereikt. In tegenstelling tot volwassenen gebruiken ouderen vaker taalgebruik dat geassocieerd wordt met dat van de lage sociale klasse. Dat doen ze omdat, na het beëindigen van de werkcarrière, de druk om het taalgebruik aan een bepaalde norm aan te passen kleiner is. Daarom verkiest deze groep vaak [[dialecten]].
 
 
Regel 53:
'''U en non-U taalgebruik'''
 
De Britse linguïst [[Alan Ross ]] gaf een naam aan het taalgebruik van de hoge en lage sociale klassen. U (of upper class) staat voor het taalgebruik van de hoge sociale klasse, non-U voor de midden- en lage klasse. In het Engels is have a bath U en take a bath non-U. Een ander voorbeeld is vegetables (U) en greens (non-U).
 
 
Regel 63:
'''Restriced en elaborated code'''
 
[[Basil Bernstein]] , een Britse socioloog, introduceerde de termen restriced en elaborated code. De lage sociale klasse beschikt meestal enkel over de restricted code. Deze groep gebruikt impliciet taalgebruik dat vaak enkel door de leden van de groep wordt begrepen. De hoge sociale klasse is meer gericht op het individu en het wij-gevoel heerst minder. Deze groep gebruikt een universelere taal, de standaardtaal. De hoge sociale klasse beschikt over de elaborated code waarin alles expliciet wordt gezegd en dat daardoor ook door mensen van buiten de groep is te begrijpen.
 
 
Regel 72:
 
Straattaal is een voorbeeld van een taalvariant gebonden aan een sociaal netwerk. Jongeren gebruiken straattaal om zichzelf als lid van de eigen groep te bestempelen en om negatieve attitudes of competitie uit te drukken naar die individuen of groepen die niet tot die eigen groep behoren.
 
Een voorbeeld van taal gebonden aan een subcultuur is het [[Afro-American Vernacular]]. Dat is een variant van het Amerikaanse Engels dat voornamelijk door Afro-Amerikanen in de VS wordt gesproken. Het onderscheidt zich van het Standaardengels door een afwijkende grammatica en woordenschat. Het werkwoord ‘be’ wordt bijvoorbeeld vaak weggelaten. In het Black English zou she is nice dus she nice worden. Een ander kenmerk is de dubbele negatie, zoals in de zin “It ain’t no cat can’t get in no coop” (Er is geen enkele kat die in enig duivenhok kan komen). In het Standaardengels komt dubbele negatie enkel voor wanneer de ontkenning sterk wordt benadrukt.
 
Een voorbeeld van taalvariatie bij een etnische groep vinden we bijvoorbeeld in de VS. Daar wonen emigranten uit onder andere [[Mexico]], [[Cuba]] en [[Italië]]. Hoe meer de etnische groepen geïntegreerd zijn in de Amerikaanse maatschappij, hoe minder ze eigen taalkenmerken behouden.
 
Regel 79 ⟶ 81:
== Stilistische variatie ==
 
Bij studies over stilistische variatie wordt de taal van eenzelfde spreker in verschillende situaties onderzocht. Personen zijn in staat om voor verschillende gelegenheden verschillende stijlen en taalvarianten te gebruiken en te herkennen bij anderen. Dit heet communicatieve competentie, een begrip dat voor het eerst geïntroduceerd werd door [[Dell Hymes]]. Het geheel aan stijlen waaruit men kan kiezen, is het verbaal repertoire. Nederlandstaligen kunnen onder andere kiezen uit de volgende repertoires: informele taal of formele taal, Belgisch Nederlands of Nederlands Nederlands en een dialect en/of groepstaal.
 
 
'''Codewisselen en codemixen'''
 
Sprekers zijn in staat om tijdens gesprekken verschillende linguïstische repertoires toe te passen. Dit heet codewisselen. Wanneer er sprake is van codewisseling binnen een taal, kunnen we twee soorten onderscheiden: stijl en register. Stijl is het algemene begrip voor situationeel bepaald taalgebruik. Zo zijn formele en informele taal stijlen. Register is het taalgebruik dat specifiek is voor een bepaalde groep. In plaats van register wordt ook de term ‘jargon’ gebruikt. Het betreft vooral een onderscheid op lexicaal niveau. Zo hebben bepaalde beroepen hun eigen register, zoals agenten of advocaten. Sprekers kunnen ook van repertoire veranderen binnen eenzelfde uitdrukking. Dit is bij sociolinguïsten bekend als codemixing. Vaak gaat het om een combinatie van twee verschillende talen. Een voorbeeld van codemixing is het Tex-Mex, een combinatie van Spaans en Engels dat onder andere gebruikt wordt door tweetaligen in [[Californië]]. Code mixing heeft vaak een negatieve weerklank en wordt geassocieerd met de lage sociale klasse.