Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k robot Erbij: sk:Pétanque, vi:Bi sắt
Regel 26:
 
Het succes van het petanque na de tweede wereldoorlog is ook aan België niet voorbijgegaan (cfr. sociologische steekkaart). Bovendien is dit succes niet beperkt gebleven tot het vlak van de recreatieve sportbeoefening, ook op internationaal wedstrijdniveau zijn de Belgische petanquespelers hun kinderschoenen ontgroeid. Hoogtepunt hierbij was ongetwijfeld het behalen van de wereldtitel in 1981 in Gent. De georganiseerde petanquesport in het land berust in handen van de Belgische Petanque Federatie (BPF) die in 1981 153 clubs en ongeveer 8000 aangesloten leden telde. Conform met het decreet betreffende de erkenning en subsidiering van landelijk georganiseerde sportverenigingen werd de federatie opgesplitst in twee regionale liga's. Voor Vlaanderen is dit de Vlaamse Liga ter bevordering van de Petanquesport (VLPS) en voor Wallonië is dit de Fédération Belge Francophone de Pétanque (FBFP). Bij de vlaamse liga zijn bij een veertigtal clubs een kleine 2000 leden aangesloten, waarbij het zwaartepunt ligt in de provincie Oost-Vlaanderen en meer bepaald in Gent. De aangesloten clubs kunnen in het kader van beide federaties deelnemen aan zonale- liga- of nationale kampioenschappen.
Bij petanque is het de bedoeling om de metalen ballen zo dicht mogelijk bij een klein houten balletje (de but of cochonnet) te werpen of te rollen. De afstand van de cirkel (van waaruit de spelers werpen) tot de but kan variëren van 6 tot 10 meter. Het spel kan op elke ondergrond worden gespeeld, maar vaak wordt er gekozen voor een ondergrond van zand of (grof) grind. In Frankrijk beleeft de sport zijn grootste populariteit, met 480.000 bondsleden, en ongeveer 17 miljoen vrijetijdsspelers.
 
Petanque kan zowel individueel als in teamverband gespeeld worden, waarbij een team kan bestaan uit twee of drie spelers. Men noemt dit ook wel doublette en triplette. Individueel noemt men ook tête-à-tête. In geval met drie spelers per team wordt gespeeld, heeft elke speler 2 ballen, terwijl elke speler bij doublette en tête-à-tête 3 ballen heeft. De metalen ballen hebben een diameter tussen 70,5 en 80 millimeter, en een gewicht tussen 650 en 800 gram. De but heeft een diameter 30 millimeter met een variatie van 1 mm.
 
Het team dat de wedstrijd mag beginnen wordt bepaald door loting. Degene die de toss wint, trekt een cirkel met een diameter tussen de 35 en 50 centimeter en gooit het but uit op een afstand tussen de 6 en 10 meter. Het team dat het but werpt, werpt ook de eerste boule en probeert deze zo dicht mogelijk bij het but te plaatsen. Daarbij moet er op gelet worden dat de voeten in de cirkel staan en zij niet van hun plaats mogen komen voordat de geworpen boule de grond heeft geraakt.
 
Vervolgens mag de tegenpartij proberen een boule dichter bij het but te plaatsen (pointer), de bal van het andere team te verplaatsen (tirer of schieten) of het but te verplaatsen.
 
Het team dat het dichtste bij het but ligt, speelt pas weer als de tegenstander beter ligt of geen boules meer heeft.
 
In het laatste geval mag dat team proberen meer punten te scoren door boules dichterbij te brengen dan de beste van de tegenstander. Voor elke boule die een speler dichter heeft geplaatst dan de tegenpartij krijgt men een punt (max. 6 punten bij triplette en doublette). Dan is de ronde of mène voorbij. Het team dat heeft gescoord, trekt een cirkel op de plaats waar het but lag en gooit hem opnieuw, waarna de volgende mène begint.
 
Het spel eindigt als een team het eerste 13 punten heeft behaald.
 
== Sociologische steekkaart ==