Koninklijke Militaire Kapel "Johan Willem Friso": verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Link naar doorverwijspagina gerepareerd (Valerius naar Adriaen Valerius), met behulp van pop-ups
Edwinb (overleg | bijdragen)
spelling
Regel 4:
In 1829 bepaalde koning [[Willem I der Nederlanden]] dat tot de staf van de toenmalige afdeling Grenadiers een muziekkorps zou behoren. Dat muziekkorps werd [[7 juli]] [[1829]] opgericht als Stafmuziek van het Regiment Grenadiers en Jagers met 18 muzikanten en 10 kwekelingen. Daarmee werd de grondslag gelegd voor de Koninklijke Militaire Kapel. De eerste [[kapelmeester]] was [[François Dunkler sr.]], toen kapelmeester van de 11e Afdeling Infanterie, voordien vanaf 1816 kapelmeester bij het Regiment Lichte Dragonders No. 5. Volgens de in militaire kringen bekende historicus F. de Bas heeft Dunkler sr. het bekende ''Turf in je ransel'' gecomponeerd. Na de oprichtingsdatum van de nieuwe kapel duurde het in feite nog tot november eer de formatie voltooid was. Het eerste openbare optreden vond plaats op [[8 april]] [[1830]] ter gelegenheid van een parade bij de zesde verjaardag van H.K.H. Prinses Wilhelmina Maria Sophie Louise, dochter van H.H.K.K.H.H. den Prins en de Prinses van Oranje. Van deze datum dateert dus de band die steeds is geweest tussen het Koninklijk Huis en de kapel der Grenadiers.
 
Na zijn pensionering in 1849 werd Dunkler opgevolgd door zijn zoon [[François Dunkler jr.]], toen een virtuoos klarinettist eveneens in de 11e Afdeling Infanterie. De periode waarin Dunkler jr. de leiding had, is van bijzonder grote betekenis, niet alleen voor het muziekkorps van de Grenadiers en Jagers, maar ook voor de gehele blaasmuziek-ontwikkeling. Want het was F. Dunkler jr., die door zijn muzikale en organisatorische bekwaamheid deze ontwikkeling stimuleerde. Niet alleen gaf hij vele en voortreffelijke concerten, hij componeerde en arrangeerde enorm veel, ook ten behoeve van de niet-militaire blaasorkesten. Het gevolg was dat het muziekkorps der Grenadiers en Jagers zich niet alleen periodiek liet horen in de provinciehoofdsteden, maar in de uitnodiging tot deelname aan het beroemde en veel besproken eerste concours voor militaire orkesten in [[Parijs]] 1867, waar een eervolle tweede prijs werd behaald. Dunkler mocht er uit handen van Keizerin [[Eugenie van Frankrijk|Eugénie van Frankrijk]] het ridderkruis van het [[Legioen van Eer]] ontvangen. Koning [[Willem III der Nederlanden]] achtte diens verdiensten als kapelmeester zo groot, dat Hijhij Dunkler jr. in 1861 de persoonlijke titel ''Directeur van de Muziek'' verleende.
 
De grootste onderscheiding was echter wel de verlening van het predicaat ''Koninklijke'' aan het muziekkorps der Grenadiers en Jagers op [[3 augustus]] [[1876]] en de daaraan verbonden naamsverandering in '''Koninklijke Militaire Kapel'''.
Regel 10:
Dunkler jr. werd opgevolgd door J. H. Völlmar, die reeds veertien jaar onderkapelmeester was geweest. Hij was solo-klarinettist en leraar aan de Koninklijke Muziekschool. Van zijn hand zijn meerdere marsen bewaard gebleven.
 
In 1888 werd Völlmar gepensioneerd en opgevoldopgevolgd door [[Willem van de Linden]], die niet in staat bleek het hoge peil van de Koninklijke Militaire Kapel te handhaven. Het is hem slechts gegund geweest, het muziekkorps tot 1896 te leiden.
 
Na Van der Linden kwam [[N. A. Bouwman]], vanaf 1878 kapelmeester van de stafmuziek van het 3e Regiment Infanterie te [[Bergen op Zoom]]. Vanaf het ogenblik dat hij de leiding in handen had nam de muzikale betekenis van de Koninklijke Militaire Kapel weer snel toe. Met Bouwman maakte de kapel een concertreis naar [[Gent]], [[België]], ter gelegenheid van de [[wereldtentoonstelling]]. Als eervol hoogtepunt in zijn carrière moet verder beschouwd worden de opdracht van Hare Majesteit de Koningin [[Wilhelmina der Nederlanden]] in 1907 om twee liederen van [[Adriaen Valerius|Valerius]] voor harmonieorkest te bewerken, welke liederen Hare Mejesteit aan de Duitse keizer wenste aan te bieden. Het is bijzonder jammer geweest, dat toen de Oranje-kazerne het tehuis van de Grenadiers en Jagers in [['s-Gravenhage]] in 1919 tot de grond toe afbrandde, vele muziekstukken van Bouwman en van zijn voorgangers verloren zijn gegaan.