Nicolas Boileau: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pompidom (overleg | bijdragen)
k Link naar doorverwijspagina gerepareerd (La Fontaine naar Jean de la Fontaine), met behulp van pop-ups
Luminarius (overleg | bijdragen)
lf
Regel 23:
In 1677 werd Boileau benoemd tot koninklijke geschiedschrijver, en vanaf dat moment nam zijn productiviteit op literair gebied af. Nadat hij met zijn werken veel tijdgenoten tegen zich in het harnas had gejaagd, werd hij pas op [[15 april]] [[1684]] op 's konings verzoek toegelaten tot de [[Académie française]]. In 1687 trok hij zich terug op het landgoed [[Auteuil-Neuilly-Passy]], waar hij een huis had gekocht. In 1705 keerde hij terug naar Parijs en leefde daar enige tijd binnen de kloosters van de [[Notre-Dame van Parijs|Notre Dame]].
 
Boileau stond lange tijd bekend als "de wetgever van de Franse [[Parnassus (literatuur)|Parnassus]]". In zijn eigen werk heeft hij een aantal regels voor met name de Franse dichtkunst definitief vastgelegd. Boileau was een groot bewonderaar van [[Molière (schrijver)|Molière]], [[Jean de la Fontaine|La Fontaine]] en [[Jean Racine|Racine]]. In de omgang was hij een zachtaardig en oprecht iemand en volgens zijn tijdgenoot de [[Madame de Sévigné|markiezin van Sévigné]] "alleen in zijn versregels een echte wreedaard".
 
== Literaire producties ==
Regel 29:
Boileau schreef zijn eerste literaire oeuvre, ''Les Satires'', tussen [[1660]] en [[1668]]. Dit werk bestond uit negen afzonderlijke satires waarin het werk van enkele tijdgenoten zoals [[Jean Chapelain]], [[Philippe Quinault]] en [[Georges de Scudéry]] werd gehekeld en was vooral gebaseerd op het klassieke werk van [[Horatius]] en [[Juvenalis]] en het eigentijdse werk van Molière. Het werk werd door velen enthousiast ontvangen, maar door bijvoorbeeld [[Charles Cotin]] fel bekritiseerd vanwege de tactloze manier waarop Boileau over het werk van zijn collega's sprak.
 
Boileau's tweede bundel, ''Les Épîtres'', verscheen tussen [[1669]] en [[1695]]. Dit werk was in een kalmere, meer weloverwogen stijl geschreven dan ''Les Satires'', en wordt dan ook in het algemeen beter gewaardeerd. In [[1674]] vertaalde Boileau het werk ''onOver thehet Sublimeverhevene'' van [[Pseudo-LonginLonginus]] en maakte hij een begin met wat als zijn meesterwerk wordt beschouwd, ''[[L'Art poétique]]'' en ''[[Le Lutrin]]''. Het eerste werk was een imitatie van Horatius' ''Ars poetica'', en het tweede was een parodie op het heldendicht-genre, waaruit de Engelse dichter [[Alexander Pope]] later inspiratie heeft geput voor zijn eigen werk ''[[The Rape of the Lock]]''.
 
Tussen 1677 en 1687 schreef Boileau de satire ''Sur les femmes'', de [[ode (dichtkunst)|ode]] ''Sur la prise de Namur'', de [[epistel]]en ''A mes vers'' en ''Sur l'amour de Dieu'' en de satire ''Sur l'homme''. Rond 1705 verscheen zijn 12e en laatste satire ''Sur l'équivoque'', die een aanval op de [[Jezuïeten]] bevatte. De betreffende religieuze orde kreeg het echter voor elkaar dat koning [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] de publicatie van dit werk verbood. Volgens sommigen heeft Boileau's ergernis met betrekking tot deze affaire zijn dood in de hand gewerkt.