Madeleine de Scudéry: verschil tussen versies

Frans schrijfster
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nieuwe pagina aangemaakt met '== Korte biografie == Madeleine de Scudéry, geboren in Le Havre op 15 november 1607 en gestorven in Parijs op 2 juni 1701, was een Fr...'
(geen verschil)

Versie van 7 dec 2009 19:22

Korte biografie

Madeleine de Scudéry, geboren in Le Havre op 15 november 1607 en gestorven in Parijs op 2 juni 1701, was een Frans schrijfster wiens werken enorm populair waren in de 17de eeuw, de Gouden Eeuw van Lodewijk XIV. Ze was de jongere zus van Georges de Scudéry, tevens een erkend schrijver en onder wiens naam ze vaak boeken publiceerde. Haar liefde voor lezen, zowel voor antieke als voor moderne geschriften, ontstond in de bibliotheek van haar oom, bij wie ze samen met haar moeder inwoonde na de dood van haar vader (ze was toen zeven). Daar ontwikkelde ze ook de vaardigheden nodig voor een succesvolle literaire carrière. Na de dood van haar moeder verliet ze het huis van haar oom en ging ze inwonen bij haar broer Georges in Parijs, die daar ondertussen een carrière als schrijver had opgebouwd en opgenomen was in de hoogste literaire kringen, zoals het salon van Cathérine de Rambouillet. Parijs was toen het wetenschappelijke en culturele centrum van het verlichte Frankrijk. Ook Madeleine zette al snel haar stempel in de literaire kring van ‘Hôtel de Rambouillet’. Tegen 1640 stichtte ze haar eigen salon, ‘La Société du Samedi’. Madeleine bleef heel haar leven alleenstaande, en geld was aldus vaak een probleem. Haar enige inkomsten kwamen van de verkoop van haar werken, maar gelukkig verkochten deze goed. Als vrijgevochten vrouw in de 17de eeuw wordt Madeleine gezien als de eerste bluestocking[1] van Frankrijk.


Positie in het architectuurdebat

Madeleine de Scudéry kan zowel door haar romans als door de conversaties in haar salon gelinkt worden aan het architectuurdebat, maar architectuur was zeker niet het hoofdonderwerp in haar discussies. De conversaties in de salons werden gehouden onder de Franse bourgeoisie, vurige verdedigers van ‘al het schone en gecultiveerde’. Een fragment uit ‘La promenade de Versailles’ toont dit aan: “Maar zegt Telamon, die een verruimde geest heeft en veel weet; je moet een algemene regel stellen, dat de Kunst de natuur verfraait; dat paleizen mooier zijn dan grotten, dat goed verzorgde tuinen aangenamer zijn dan schrale weilanden” [2]. De discussies in de salons van Madeleine de Scudéry mogen dus niet gezien worden in een enge architectuuropvatting, maar moeten geplaatst worden in een algemene context van kunst, onderwijs en het individu in de samenleving. Het zijn auteurs zoals Katharina Krause die in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’ Madeleine de Scudérys roman ‘La promenade de Versailles’ ontleedt als een architectuurbeschrijvend werk, en die haar aldus plaatsen in een architecturale context.


Haar werk

Samen met haar broer Georges schreef ze haar eerste roman, ‘Ibrahim ou L’illustre bassa’(1642), uitgegeven onder de naam van Georges de Scudéry. “Georges denkt de grote verhaallijnen uit, terwijl Madeleine de portretten van de personages uitwerkt, net als de gevoelsmatige analyses, brieven en conversaties”[3] . ‘Ibrahim ou l’illustre bassa’ werd gepubliceerd in vier volumes, haar latere werken waren zelfs nog langer. Zowel ‘Artemène ou le grand Cyrus’(1649-1653) als ‘Clélie, histoire romaine’ (1654-1660) werden gepubliceerd in tien volumes, ze ontlenen hun lengte aan de talloze uitgeschreven conversaties.

Critici hebben onderzocht in hoeverre er nu een echte samenwerking was tussen broer en zus de Scudéry, en in hoeverre het dus verantwoord was dat de romans op de naam van Georges de Scudéry gepubliceerd werden. ‘Ibrahim ou L’illustre bassa’(1641) en ‘Les femmes illustres’(1642) blijken echte samenwerkingen te zijn, in tegenstelling tot ‘Lettres Amoureuses’ (1641), die enkel door Madeleine blijkt geschreven te zijn. Ook in ‘Artemène’ en ‘Clélie’ blijkt de enige bijdrage van Georges het gebruik van zijn alom bekende naam. Vanaf 1661 werden Madeleines boeken anoniem gepubliceerd (In 1654 had Georges de Scudéry namelijk Parijs moeten ontvluchten wegens een dreigende arrestatie door zijn connectie met een revolutionaire opstand, La Fronde), maar deze werden algauw als de hare geaccepteerd. In dat jaar publiceerde ze ‘Celinte, nouvelle premiere’. In dit werk, net als in ‘Mathilde d’Aguilar’ (1667) werden conversaties belangrijker en speelden een prominentere rol dan in haar vroege werken. Conversaties zouden de rest van haar literaire werken gaan domineren, zoals bijvoorbeeld in ‘La promenade à Versailles’ (1669). Het is Katharina Krause die in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’ opmerkt dat Madeleine de Scudéry – in tegenstelling tot veel mannelijke auteurs van haar tijd – geen voorwoord of verklaringen neerschrijft. Dit kan in verband gebracht worden met Madeleines ‘Société du Samedi’, ze schrijft zoals er conversaties gevoerd worden in haar salon.


Madeleine als Sapho

De thema’s aangehaald in de romans van Madeleine de Scudéry situeren zich meestal in de klassieke oudheid, maar hun taalgebruik en gedachten refereren naar moderne ideeën van de 17de eeuwse verlichting. De personages in haar boeken kunnen vaak geïdentificeerd worden met tijdsgenoten, zoals Paul Pellisson[4], die verscheen in haar roman ‘Clélie’ als het personage ‘Herminius’. In ‘Artemène ou le Grand Cyrus’ (1649-1653) schrijft Madeleine de Scudéry over haar alter ego ‘Sapho’ (dit was de naam onder dewelke ze bekend stond bij vrienden). In het boek ‘The Story of Sapho’ schrijft Karen Newman dat vele critici kijken over het feit dat Madeleine ook verwijst naar de historische figuur Sappho (Madeleine de Scudéry schrijft Sapho met één ‘p’, zoals het gespeld werd in het 17deeeuwse Frankrijk), omdat ze deze roman (‘Artemène’) eerder bekijken als autobiografisch. Sappho was de naam van een schrijfster uit het antieke Griekenland die net als Madeleine samen met vrienden, zowel mannen als vrouwen, een soort van literair salon had gevormd op het Griekse eiland Lesbos, met Sappho als leider. Het verband met Madeleine hoeft men dus niet ver te zoeken.

Door het incorporeren van bestaande personen in haar verhalen behoren de romans van Madeleine de Scudéry tot de ‘romans à clef’ (of ‘romans à clé, Frans voor ‘roman met een sleutel’), een literair genre uit de 17deeeuw dat bekende mensen portretteerde (vaak mensen uit het hofleven), vermomd in de gedaante van fictieve personages. Door dit te doen lokte Madeleine met haar boeken veel nieuwsgierigheid uit bij de lezers, en dit zorgde ook mede voor het feit dat haar boeken bestsellers waren in die periode, maar erna wat in de vergetelheid geraakten.


‘La promenade de Versailles’

‘La Promenade de Versailles’ is één van de werken waardoor men Madeleine de Scudéry associeert met architectuur en waaruit het duidelijkst blijkt hoe ze over architectuur denkt. Het werk, geschreven in 1669, verhaalt een wandeling die Madeleine maakt door Versailles, in gezelschap van 3 anderen, Glicère, Telamon en ‘de schone onbekende’. Het is een opeenvolging van conversaties, over het paleis van Versailles en de tuinen.

Ook over het nut en de functie van een architectuurbeschrijving wordt een conversatie gehouden. Hierbij is het Telamon die in architectuurbeschrijvingen gespecialiseerd blijkt te zijn, en aldus een hevig voorstander is van het beschrijven van gebouwen. Hij wil de gebouwen in bezit nemen, en ziet schoonheid in planopbouw en andere architecturale elementen. Terwijl Glicère alle beschrijvingen overslaat en geniet van ‘mooie’ architectuur, ze wil erdoor wandelen, maar het niet in bezit nemen. Als Glicère beschrijvingen in een boek aantreft, slaat ze die over zonder ze te lezen.[5] Telamon vindt dit echter een grote misvatting, want “dan zou het geheugen van de steden, de paleizen en de magnifieke tuinen verdwijnen met de tijd, aangezien men er geen beschrijvingen van zou maken en aangezien architectuur niet onsterfelijk is” [6]. Ook, zegt Telamon, zijn beschrijvingen nuttig voor de geest en de fantasie.

Madeleines personages theoretiseren de noodzakelijkheid van tekstuele beschrijvingen terwijl ze een rondleiding krijgen door het paleis van Versailles. Madeleine de Scudéry benadrukt in het begin van ‘La promenade de Versailles’ (waarin ze ook de belangrijke functie van de gids, vertolkt door Madeleine zelf, aanhaalt) de waarde van beschrijvingen voor het nageslacht: “If someone who knows how to write, describes Versailles very well, have no doubt that this description will be useful to posterity in understanding the Construction of this palace where so many great designs were conceived.” [7]

‘La promenade de Versailles’ moet binnen de context van haar tijd geplaatst worden, in de Gouden Eeuw van Lodewijk XIV, ‘de Zonnekoning’. Madeleine de Scudéry observeert en beschrijft het paleis van Versailles als de verpersoonlijking van Lodewijk XIV’s genialiteit en zet zo zijn kwaliteiten als eerbaar man in de verf. Ook wordt Lodewijk XIV geëerd voor zijn steun aan de kunsten, de oprichting van de académies en zijn interesse in de wetenschappen. Lodewijk XIV hechtte een groot belang aan cultuur en moreel voorkomen.


Commentaar op haar werk

Madeleine de Scudéry was tijdens haar leven enorm populair in Frankrijk, haar werken waren echte bestsellers en werden veel gelezen tot in de 18e eeuw. Door deze aandacht kreeg ze ook veel kritiek te verduren. Natuurlijk had ze ook genoeg onvoorwaardelijke medestanders en bewonderaars zoals Ménage, die haar beschrijft als “cette savante fille”[8] , Chapelain, Huet en Boisot. Ook Abbé de Pure zegt over Madeleine de Scudéry: “Elle est capable de ternir toutes ses belles productions par sa seule conversation, car elle y est si bonne et si aimable qu'on aime encore mieux la voir que la lire: ce n'est que bonté, que douceur; l'esprit n'éclate qu'avec tant de modestie, les sentiments n'en sortent qu'avec tant de retenue, elle ne parle qu'avec tant de discrétion, et tout ce qu'elle dit est si à propos et si raisonnable, qu'on ne peut s'empêcher de l'admirer et de l'aimer tout ensemble”[9].

Één van de kritieken was dat Madeleine de Scudérys romans veel te lang waren, met veel te veel conversaties. Ook de geloofwaardigheid was een twistpunt waar de critici over struikelden. Verder was er in de 17e eeuw ook discussie over het gevaarlijk effect van romans op de ongeoefende lezer.[10] Verreweg de belangrijkste criticus was Nicolas Boileau, een tijdsgenoot van Madeleine. In zijn ‘Satire II’ (Boileau schreef negen afzonderlijke satires over literaire werken van tijdsgenoten) noemt hij de Scudéry iemand die schrijft zonder kunst, en die enkel gelezen word door dwazen[11]. Later probeert hij haar ook in diskrediet te brengen met parodieën.

Ook wordt Madeleine de Scudéry bekritiseerd omdat zij in ‘La promenade à Versailles’ architectuur zou beschrijven zonder de juiste terminologie te beheersen of architecturale achtergrond te bezitten[12]. Madeleine de Scudéry was zich hier wel van bewust en probeerde dit probleem te vermijden om zo haar hoogaangeschreven status in de literatuurwereld niet te verliezen. Ze gebruikte zo weinig mogelijk vakjargon, en nergens in haar werken vind je iets over de zuilenordes. Katharina Krause haalt deze problematiek ook aan in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’, waarin ze opmerkt dat je ‘La promenade de Versailles’ niet moet lezen als een architectuurbeschrijving, maar als een subjectieve weergave van wat ze ziet en voelt als ze naar het paleis van Versailles kijkt. Madeleine de Scudéry spreekt zelfs over de geur die ze opvangt in de tuinen.[13]

Ook vanuit Engeland kwam er kritiek (de boeken van Madeleine de Scudéry werden als snel na publicatie vertaald in het Engels). Bijvoorbeeld van Charlotte Lennox (midden 18deeeuws schrijfster), die zich schaart achter de critici die bang zijn voor het effect van Madeleines boeken op de ‘gewone’ mens. Een andere criticus uit Engeland (Schotland) is Walter Scott (eind 18de eeuws dichter/schrijver), die haar boeken totaal ongeloofwaardig vindt.


Bronnenlijst

Boeken

BOILEAU, N., Satire II, 1660-1668 BOROWITZ, H.O., The impact of art on French literature: from de Scudéry to Proust, USA: Associated University Presses, 1985 COUSIN, V., La société française au XVII siècle d’après le Grand Cyrus de Mlle de Scudéry, Parijs: Didier et Cie, 1858 DE PURE, M., La Précieuse ou le mystère des ruelles, Paris: E. Droz, 1938 GOLDSTEIN, C., Vaux and Versailles: the appropriations, erasures and accidents that made modern France, Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2008

FURETIERE, A., Le Roman bourgeois, ouvrage comique (livre premier), Parijs: E. Picard, 1868 KRAUSE, K., Wie beschreibt man Architektur ? Das Fräulein van Scudéry spaziert durch Versailles, Freiburg: Rombach, 2002 MENAGE,G., Menagiana ou Bons mots, rencontres agréables, pensées judicieuses, et curieuses, Amsterdam: chez Pierre de Coup, 1713-1716 NEWMAN, K., The Story of Sapho – Translated and with an introduction by Karen Newman, Chicago: The University of Chicago Press, 2003

Tijdschriften

DUBOIS, E. T., The Modern Language Review, Vol. 75, No. 3 (Jul., 1980)

  1. Een ‘bluestocking’ is een intelligente, welopgeleide vrouw. De Engelse term ‘bluestocking’ verwijst naar de tijd dat wollen sokken gezien werden als onfatsoenlijk, in tegenstelling tot zwarte, zijden sokken.
  2. DE SCUDÉRY, M., La promenade de Versailles, Parijs: Claude Barbin, 1669, p.3
  3. COUSIN, V., La société française au XVII siècle d’après le Grand Cyrus de Mlle de Scudéry, Parijs: Didier et Cie, 1858, p.418 “Georges, qui avait de l’invention et de la fécondité, fournissait les aventures et toute la partie romanesque, et il laissait à Madeleine le soin de jeter sur ce fond assez médiocre son élégante broderie de portraits, d’analyses sentimentales, de lettres, de conversations.”
  4. Paul Pellisson (1624-1693) was een Frans protestants dichter. Hij was goed bevriend met Madeleine de Scudéry.
  5. DE SCUDERY, M., La promenade de Versailles, Parijs: Claude Barbin, 1669, p.12 “car lorsqu’elle en trouve dans des livres, & particulièrement dans des Romans, elle les passé sans les lire,…”
  6. DE SCUDERY, M., La promenade de Versailles, Parijs: Claude Barbin, 1669, p.14 ” Cependant si l’on vous en croyoit, la mémoire des villes, de palais, & des jardins magnifiques périroit avec le temps, puisque l’on ‘en feroit point de descriptions; car l’architecture n’est pas immortelle, &…”
  7. BOROWITZ, H.O., The impact of art on French literature: from de Scudéry to Proust, USA: Associated University Presses, 1985, p.52
  8. MENAGE,G., Menagiana ou Bons mots, rencontres agréables, pensées judicieuses, et curieuses, Amsterdam: chez Pierre de Coup, 1713-1716, p9-10. “Mademoiselle de Scudéry a fait dans son Cyrus une jolie description de la petite cour de Rambouillet. Il y a mille choses dans les romans de cette savante fille, qu'on ne peut trop estimer. Elle a pris dans les Anciens tout ce qu'il y a de bon, et l'a rendu meilleur comme ce prince de la fable qui changeait tout en or.”
  9. DE PURE, M., La Prétieuse ou le mystere des ruelles, Paris: E. Droz, 1938, p.382
  10. DUBOIS, E. T., The Modern Language Review, Vol. 75, No. 3 (Jul., 1980), p.660 “Most people in the seventeenth century had misgivings, on moral grounds about the dangerous impact of novels on the inexperienced reader.”
  11. BOILEAU, N., Satire II, 1660-1668 “Bienheureux Scudéry, dont la fertile plume,…”
  12. FURETIERE, A., Le Roman bourgeois, ouvrage comique, Parijs: E. Picard, 1868, livre premier, p.7-8, ”Un autre auteur moins sincère, et qui voudrait paraître éloquent,… Il vous ferait voir un temple aussi beau que celui de Diane d’Ephese; il le ferait soutenir par cent colonnes corinthiennes; il remplirait les niches de statues faites de la main de Phidias ou de Praxitèle;… dans les tables de Vitruve ou de Vignole.”
  13. DE SCUDÉRY, M., La promenade de Versailles, p22