Concerto: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Door de wol geverfd (overleg | bijdragen)
Door de wol geverfd (overleg | bijdragen)
Regel 22:
==Kenmerk concerto==
Het voornaamste kenmerk is dat de solistische partijen een belangrijke en contrastrerende functie hebben. Concerto's bestaan meestal uit drie delen die door korte pauzes van elkaar gescheiden zijn. Het eerste deel is vaak een diepgaand en snel deel en opgebouwd volgens de [[sonatevorm]]. Daarna volgt dan een langzaam deel en ten slotte een snel deel, dat minder diepgaand is, vrolijker en ook bedoeld om de solist de gelegenheid te geven zijn virtuositeit te tonen. Vlak voor het einde van het eerste deel zit meestal een [[cadens]], dat is een vrijer gedeelte, voor het eerst gebruikt door Händel, waarbij het orkest stil is en de solist een improvisatie kan laten horen. Deze cadens is vaak virtuoos, en werd in negentiende eeuw belangrijker, gezien de drang naar [[virtuoos|virtuositeit]].<br />
Het moderne concert(o), gebouwd op de principes van het oudere genre, houdt vóór alles aan het stellen van een enkel instrument tegenover het orkestensemble. Dat ene instrument is dikwijls een piano of viool, maar in principe komen alle orkestinstrumenten daarvoor in aanmerking: hobo, hoorn, klarinet, harp, cello, dwarsfluit, ... en natuurlijk de menselijke stem. Zelfs minder traditionele instrumenten hebben inmiddels hun plaats veroverd, zoals het [[Concierto de Aranjuez]] voor [[gitaar]]. Zelfs de [[mondharmonica]] kreeg met [[Toots Tielemans]] de status van soloconcertinstrument (''1995: Concerto For Harmonica''). Het spreekt vanzelf dat hierbij alle kans wordt gegeven aan een ver doorgedreven virtuositeit. Het solistenthema wordt hierbij gewoonlijk aangekondigd door een tutti van het orkest, de sologedeelten worden door het orkest slechts onderstreept. Dit laatste krijgt dan nog slechts een begeleidende rol toegewezen.
 
Wat de algemene vormgeving betreft, vertoont het eerste gedeelte van de compositie gewoonlijk alle kentekenen van de sonatevorm (exposite, doorwerking en herhaling). Het tweede gedeelte, in meer [[lyriek|lyrische]] stijl gehouden, is een trage beweging, terwijl de finale dikwijls in rondovorm (A – B – A – C – A – B’ – A) gecomponeerd